ECLI:NL:GHDHA:2016:3183

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2016
Publicatiedatum
25 oktober 2016
Zaaknummer
22-001228-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor het uitgeven van valse bankbiljetten en de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van het opzettelijk uitgeven van valse of vervalste bankbiljetten van 50 euro. De feiten vonden plaats op 21 juli 2015 te Goes, waar de verdachte een scooter kocht en deze betaalde met valse bankbiljetten. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandelverplichting. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vernietiging van het vonnis en een onvoorwaardelijke taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. Het hof oordeelde dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kon blijven en verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Het hof legde een taakstraf op van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie, en gelastte de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf. Het hof overwoog dat het in omloop brengen van vals geld het vertrouwen in het monetaire verkeer schaadt en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001228-16
Parketnummers: 09-147783-15 en 09-069311-14 (TUL)
Datum uitspraak: 30 juni 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 10 maart 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1998,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 16 juni 2016. Het onderzoek heeft plaatsgevonden met gesloten deuren.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en een behandelverplichting bij De Waag. Tot slot is de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 5 juni 2014, met parketnummer 09-0069311-14 voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juli 2015 te Goes, opzettelijk tien, althans meerdere, valse of vervalste bankbiljetten van 50 euro heeft uitgegeven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks21 juli 2015 te Goes, opzettelijk
tien, althans meerdere,valse of vervalste bankbiljetten van 50 euro heeft uitgegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk valse bankbiljetten uitgeven.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft een scooter gekocht en deze betaald met valse of vervalste bankbiljetten. In het maatschappelijk en economisch verkeer dient men erop te kunnen vertrouwen dat geld echt en onvervalst is. Het in omloop brengen van vals geld brengt in het algemeen het vertrouwen in papiergeld en het monetaire verkeer grote schade toe en dupeert in het bijzonder de onwetende bonafide ontvanger daarvan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 juni 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder voor vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft voorts gelet op een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 23 mei 2016 waaruit is gebleken dat aan de verdachte op een strafzitting van 10 maart 2016, ter zake van overtreding van de Leerplichtwet, een deels voorwaardelijke straf is opgelegd, zoals aanvankelijk door de Raad was geadviseerd. Tegen die achtergrond acht de Raad een deels voorwaardelijke taakstraf thans niet meer passend en heeft hij geadviseerd om aan de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Het hof kan zich vinden in de conclusies van dit rapport en maakt deze tot de zijne.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 5 juni 2014, met parketnummer 09-069311-14, is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk, met bevel dat 40 uren taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, onder meer onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep mondeling gevorderd de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, af te wijzen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond.
Daarom zal het hof – hoewel niet gevorderd door de advocaat-generaal – niettemin de tenuitvoerlegging gelasten, aangezien de tenuitvoerlegging het hof passend en consequent voorkomt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 213 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 5 juni 2014, met parketnummer 09-069311-14, te weten een
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagenjeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels, mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en mr. A.E.A.M.
van Waesberghe, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 juni 2016.