In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van het opzettelijk uitgeven van valse of vervalste bankbiljetten van 50 euro. De feiten vonden plaats op 21 juli 2015 te Goes, waar de verdachte een scooter kocht en deze betaalde met valse bankbiljetten. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandelverplichting. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vernietiging van het vonnis en een onvoorwaardelijke taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. Het hof oordeelde dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kon blijven en verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Het hof legde een taakstraf op van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie, en gelastte de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf. Het hof overwoog dat het in omloop brengen van vals geld het vertrouwen in het monetaire verkeer schaadt en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.