In deze zaak gaat het om de vraag of de Inspecteur het bedrag van € 5.268, dat door Stichting [Y] aan mevrouw [X] is betaald, terecht heeft gerekend tot het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende. De zaak is aanhangig gemaakt na een uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die het beroep van belanghebbende ongegrond verklaarde. De Inspecteur had eerder een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2012 opgelegd, waarbij het belastbare inkomen was vastgesteld op € 16.137. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit werd ongegrond verklaard.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft belanghebbende aangevoerd dat het bedrag van € 5.268 een ontslagvergoeding betreft en derhalve niet tot het belastbare loon zou moeten worden gerekend. De Inspecteur daarentegen stelt dat het bedrag als loon moet worden aangemerkt, ongeacht de kwalificatie als ontslagvergoeding. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de Rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende geen nieuwe feiten heeft aangedragen die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en stelt dat belanghebbende de mogelijkheid heeft om een verzoek tot kwijtschelding of betalingsregeling in te dienen bij de Ontvanger, maar dat dit niet kan worden verzocht in het kader van het hoger beroep tegen de belastingaanslag. De proceskosten worden niet vergoed.