In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 5 oktober 2016, gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 3 december 2015. De man, die in Frankrijk woont, verzoekt het hof om een omgangsregeling met zijn minderjarige dochter, die in 2005 is geboren uit een relatie met de vrouw, die alleen het gezag over de minderjarige heeft. De man is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De vrouw heeft een verweerschrift ingediend en stelt dat de man zijn verplichtingen niet nakomt en dat de minderjarige geen contact met hem wil. Het hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het niet in het belang van de minderjarige is om een omgangsregeling vast te stellen, gezien de passiviteit van de man en het gebrek aan concrete voorstellen voor contact. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en voegt daaraan toe dat de man zijn adresgegevens en telefoonnummer aan de vrouw moet verstrekken, zodat er een begin kan worden gemaakt met het opbouwen van vertrouwen.