Beoordeling van het hoger beroep
1. In het bestreden vonnis, zoals hersteld bij vonnis van 16 december 2015, heeft de voorzieningenrechter de man verboden met ingang van 18 november 2015:
- gedurende zes maanden zich te bevinden in het gebied binnen een straal van 500 meter rondom de woning van de vrouw;
- gedurende zes maanden persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de vrouw en haar dochter [naam] .
Voorts is de man in dat kader veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat hij niet aan de hiervoor genoemde veroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt.
Het vonnis is in zoverre uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Voorts zijn de proceskosten gecompenseerd en is het meer of anders gevorderde afgewezen.
2. De man vordert dat het hof het bestreden vonnis, het hof begrijpt zoals dit inmiddels is hersteld bij vonnis van 16 december 2016, zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het contact- en straatverbod zal afwijzen en de vrouw zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3. De vrouw vordert dat het hof het bestreden vonnis, zoals hersteld bij vonnis van 16 december 2016, zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de geldigheidsduur van het straatverbod en contactverbod met de vrouw en haar dochter verlengt van een periode van een half jaar tot een periode van één jaar;
- de reikwijdte van het straatverbod uitbreidt tot de hele gemeente Schiedam dan wel het gebied dat wordt begrensd tot een gebied in een straal van 500 meter rond de woning van de vrouw aan de [adres] te [plaatsnaam] en het centrum van Schiedam dat wordt begrensd door de Boerhaavelaan, Nieuwe Mathenesserstraat, Nieuwe Haven en de Burgemeester Honnerlage Gretelaan;
- onder straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding tot een maximum van € 15.000,- in plaats van het in eerste aanleg opgelegde maximum van € 5.000,-
dan wel
dat het hof zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van gronden zal bevestigen het bestreden vonnis, zoals hersteld bij vonnis van 16 december 2016,
met veroordeling van de man in de kosten van beide instanties.
4. Hot hof overweegt als volgt. Kort weergegeven gaat het in deze zaak om een door de vrouw gevorderd aan de man op te leggen straatverbod en een contactverbod jegens de vrouw en haar dochter, dit alles op straffe van een dwangsom.
5. De man ontkent ook in hoger beroep dat hij de vrouw heeft mishandeld of bedreigd. Hij stelt zich op het standpunt dat de aantijgingen van de vrouw aan zijn adres op niets zijn gebaseerd en dat het juist de vrouw is die het leven van de man zuur wil maken door aangiftes tegen en meldingen over hem te doen bij de politie. De man is hierdoor onder andere gearresteerd en hem is naar aanleiding daarvan in strafrechtelijke zin een contact- en straatverbod opgelegd, waardoor hij onterecht in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt. De man ondervindt dan ook veel last van het handelen van de vrouw. Als er al geoordeeld wordt dat er sprake is van een forse problematiek tussen de man en de vrouw, dan kan het niet zo zijn dat de man hiervoor de gevolgen in de vorm van een civielrechtelijk contact- en straatverbod als aan de orde moet dragen. De man is voorts van mening dat de vrouw geen belang heeft bij een civielrechtelijk contact- en straatverbod. De strafzaak tegen de man loopt nog. Zolang er nog geen uitspraak in de strafzaak is loopt het strafrechtelijk contact- en straatverbod. Bij een eventuele veroordeling van de man kan dit verbod ook als bijzondere voorwaarde worden opgelegd, en bij een vrijspraak staat vast dat de aantijgingen van de vrouw onterecht zijn en zal een (civielrechtelijk en strafrechtelijk) contact- en straatverbod geen recht doen aan dan wel haaks staan op zulk een vrijspraak. Daarbij komt dat het strafrechtelijke verbod al voldoende waarborgen biedt, nu de man bij overtreding daarvan zal worden aangehouden en alles zal kwijtraken dat hem lief is. Tot slot stelt de man zich op het standpunt dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Immers, de aantijgingen van de vrouw die van recente datum zijn, dateren van voor de laatste aanhouding van de man, waarna zijn detentie is geschorst onder voorwaarden. Ter zitting van 18 november 2015 is door de vrouw nog gemeld dat de man ook na 27 oktober 2015 de vrouw zou hebben benaderd, maar hiervan is door de vrouw geen enkel bewijs overgelegd. Dringende noodzakelijkheid bij het opleggen van een civielrechtelijk contact- en straatverbod is er dan ook niet, aldus nog steeds de man.
6. De vrouw is van mening dat de door haar gedane aantijgingen voldoende zijn onderbouwd. Er is van juni 2015 tot en met november 2015 aan de lopende band sprake geweest van stalking, bedreigingen en mishandeling door de man van de vrouw. Volgens de vrouw is ook gebleken dat de man een gevaar is voor de gemeenschap en voor de vrouw en haar dochter in het bijzonder, nu bij hem verschillende stroomstootwapens in beslag zijn genomen door de politie. Het strafrechtelijk contact- en straatverbod is weliswaar nog steeds van kracht, echter dit heeft tot op heden weinig effect gehad. Justitie treedt niet op, ondanks dat ook het Openbaar Ministerie hierover is aangeschreven. Binnen afzienbare tijd wordt de inhoudelijke behandeling van de strafzaak verwacht. Daarnaast is er een bijzondere reden om een civielrechtelijk verbod te vragen. Jeugdbescherming Rotterdam heeft aangegeven dat de veiligheid van de dochter van de vrouw niet alleen in maar ook rondom de woning van de vrouw gegarandeerd moet zijn. Het strafrechtelijk straatverbod lijkt thans niet te handhaven. De lijst met door de man gepleegde overtredingen wordt alleen maar langer, hetgeen een civielrechtelijk verbod voor een ruimer gebied dan alleen de 500 meter rond de woning van de vrouw voor de veiligheid van de vrouw en haar dochter noodzakelijk lijkt te maken. Het huidige civielrechtelijk contact- en straatverbod is in duur en omvang te kort en te krap. Ook na de uitspraak van de rechter in kort geding is er herhaalde malen sprake geweest van het overtreden van het opgelegde straatverbod, aldus de vrouw. Een straatverbod is daarom zeker noodzakelijk en gelet op de confrontaties tussen partijen in het centrum ook voor een groter gebied dan een straal van 500 meter, derhalve voor heel Schiedam of in ieder geval Schiedam Centrum. Dit is ook noodzakelijk voor de veiligheid van de dochter van de vrouw, welke veiligheid de vrouw, zo heeft Jeugdzorg aangegeven, ook rondom de woning moet garanderen. De vrouw vordert derhalve een contact- en straatverbod voor de periode van een jaar en uitbreiding van het gebied voor het straatverbod tot de gemeente Schiedam dan wel tot Schiedam Centrum.
7. Het hof stelt het volgende voorop. De vrouw heeft ter rolzitting van 26 januari 2016 een memorie van antwoord tevens vordering in reconventie genomen. Het hof heeft dit, gelet op de inhoud en het petitum daarvan, aangemerkt als een memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel en vermeerdering van eis. De man heeft vervolgens ook een memorie van antwoord in incidenteel appel genomen en is daarin ook, evenals ter pleidooizitting, op de vermeerdering van eis ingegaan. Het hof zal ook beslissen op het incidenteel appel en de vermeerdering van eis.
8. Naar het oordeel van het hof vloeit de spoedeisendheid van de zaak ook in hoger beroep nog steeds voort uit de aard van de vordering - een straat- en contactverbod -, zodat het hoger beroep van de man in zoverre niet slaagt.
9. Het hof stelt met betrekking tot het contact- en straatverbod het volgende voorop. Voor de toewijzing van het gevorderde contact- en straatverbod, dat een ernstige inbreuk maakt op het grondrecht van bewegingsvrijheid van de man, dient in elk geval een reële dreiging te bestaan van toekomstig onrechtmatig handelen van de man jegens de vrouw (en de dochter van de vrouw). De vraag of in dat geval een straat- en contactverbod noodzakelijk is moet vervolgens worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval en met inachtneming van de daarbij betrokken belangen van beide partijen.
10. Nu de man ter pleidooizitting heeft verklaard dat hij begrijpt dat het hof los van de strafrechtprocedure een contact- en straatverbod kan opleggen, gaat het hof er van uit dat de man daarmee kennelijk zijn standpunt heeft verlaten dat de vrouw geen belang heeft bij een civielrechtelijk contact- en straatverbod. Ook los daarvan is het hof van oordeel dat de enkele omstandigheid dat een strafrechtelijk straat- en contactverbod is opgelegd niet meebrengt dat de vrouw bij haar vordering geen belang meer heeft.
11. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter pleidooizitting komt het hof tot het oordeel dat de rechtbank op goede gronden een contact- en straatverbod aan de man heeft opgelegd voor de duur van 6 maanden en voor het gebied binnen een straal van 500 meter rond de woning van de vrouw. Het hof overweegt daartoe dat voldoende aannemelijk is dat er bij herhaling sprake is geweest van problemen tussen partijen, waarbij fysiek geweld tussen de man en de vrouw heeft plaatsgevonden en ook ongewenst contact tussen de man en de dochter van de vrouw. Het belang van de vrouw en haar dochter, van thans 12 jaar, op een leefomgeving met zo min mogelijk spanningen en angst prevaleert boven de inperking van de bewegingsvrijheid van de man. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het straatverbod zich beperkt tot een gebied met een straal van 500 meter rond de woning van de vrouw, de man in een andere gemeente woonachtig is en niet is gesteld noch gebleken dat hij ernstig in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt indien hij zich niet in dat zeer beperkte gebied mag begeven.
12. Voor een uitbreiding van de duur van het contact- en straatverbod met een half jaar en een uitbreiding van het gebied van het straatverbod tot de gehele gemeente Schiedam dan wel het gebied van 500 meter rond de woning van de vrouw en het centrum van Schiedam als door de vrouw in incidenteel beroep gevorderd ziet het hof geen aanleiding. De vrouw heeft haar vordering daartoe naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd. Door de vrouw genoemde recente bedreigingen en/of mishandelingen van de vrouw (en haar dochter) door de man heeft zij niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken niet dat, zoals de vrouw stelt, Jeugdzorg het in het kader van de ondertoezichtstelling van de dochter van de vrouw noodzakelijk acht dat er een langer/ruimer contact- en straatverbod komt teneinde te zorgen voor een veilige thuissituatie voor de dochter. Dat er stroomstootwapens door de politie bij de man in beslag zouden zijn genomen maakt een en ander naar het oordeel van het hof niet anders. Het hof wijst derhalve de vordering van de vrouw tot uitbreiding van het contact- en straatverbod af.
13. Het hof ziet, gelet op het vorenstaande, aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
14. Derhalve wordt als volgt beslist.