ECLI:NL:GHDHA:2016:2976

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
11 oktober 2016
Zaaknummer
200.161.286/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen over de afwikkeling van een nalatenschap en de geldigheid van een volmacht tot verkoop van onroerend goed

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door twee erfgenamen, appellanten, tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, Team kanton Leiden/Gouda. De zaak betreft de afwikkeling van de nalatenschap van hun vader, waarbij een onroerend goed in Paramaribo is verkocht aan een van de erfgenamen, geïntimeerde. Appellanten betwisten de geldigheid van de verkoop en stellen dat deze buiten de grenzen van de volmacht is gehandeld die aan hun moeder was verleend voor de afwikkeling van de nalatenschap. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verkoop rechtmatig was en dat er geen onrechtmatige daad was gepleegd door geïntimeerde. Het hof bevestigt de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank en oordeelt dat de volmacht niet is overschreden. Het hof concludeert dat de verdeling van de nalatenschap op een efficiënte wijze is uitgevoerd en dat er geen bewijs is dat appellanten zijn benadeeld. De vordering van appellanten wordt afgewezen, en de kosten van het geding worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.161.286/01
Rolnummer rechtbank : 2178549/13-4224

arrest van 5 juli 2016

inzake
1. [zuster] ,
wonende te [woonplaats] ,
en
2. [broer een] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellanten, tevens geïntimeerden in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
beiden hierna te noemen: appellanten,
advocaat: mr. M.D de Winter te Den Haag,
tegen
[broer twee] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde, tevens appellant in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: geïntimeerde,
advocaat: mr. J.A.M. Koorn-Harkema te Leiden.

Het geding

Bij exploot van 11 november 2014 zijn appellanten in hoger beroep gekomen van het vonnis door de rechtbank Den Haag, Team kanton Leiden/Gouda, Locatie Leiden, op 27 augustus 2014 en alle daaraan voorafgaande tussenvonnissen tussen partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in na te melden tussenvonnissen en het eindvonnis heeft vermeld.
Bij memorie van grieven hebben appellanten 3 grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord, tevens houdende voorwaardelijk incidenteel appel, heeft geïntimeerde de grieven bestreden. Tevens heeft geïntimeerde voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld.
Bij antwoordmemorie inzake voorwaardelijk incidenteel appel hebben appellanten de grieven weersproken.
Door appellanten is op 14 juli 2015 nog een akte genomen.
Appellanten hebben hun procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht, gaat het hof uit van de feiten zoals deze in de vonnissen van: 10 april 2013, 10 juli 2013, 8 januari 2014 en 27 augustus 2014 zijn vastgesteld.
2. In het tussenvonnis van 8 januari 2014 is aan geïntimeerde de navolgende bewijsopdracht verstrekt: “laat [broer twee] toe door alle middelen rechtens, speciaal door getuigen, te bewijzen dat met [broer een] op of kort na 19 februari 2010 telefonisch contact is geweest over de toedeling van het registergoed aan [broer twee] voor een bedrag van
€ 55.000,-, in welk telefonisch contact [broer een] geen bezwaar heeft gemaakt tegen toedeling van het perceel aan [broer twee] ;”. Bij voormeld tussenvonnis is eveneens aan appellanten een bewijsopdracht verstrekt: “laat eisers toe door alle middelen rechtens, speciaal door getuigen en/of deskundigen te bewijzen: feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat de vrije verkoopwaarde van het tot de nalatenschap van erflater behorende registergoed in Paramaribo in mei 2010 aanzienlijk hoger was dan € 55.000,-, te weten € 163.000,-;”.
3 Bij het eindvonnis is de vordering van appellanten zoals geformuleerd bij conclusie van repliek afgewezen. Tevens zijn appellanten in de proceskosten veroordeeld.
4. Door appellanten is gevorderd: dat het uw hof behage om, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet toelaat, te vernietigen het door de rechtbank Den Haag, Team Kanton Leiden/Gouda tussen partijen gewezen vonnis en, opnieuw rechtdoende, toe te wijzen de vorderingen van appellanten en af te wijzen de vordering van geïntimeerde, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 7e dag van het arrest en met de nakosten.
5. Bij conclusie van repliek hebben appellanten het navolgende gevorderd: “Primair de vorderingen van eisers toe te wijzen, die van gedaagde af te wijzen, met in achtneming van de correcte berekening van het eisers toekomend erfdeel, subsidiair toe te wijzen de aangevulde vordering van eisers, inhoudende de veroordeling van gedaagde tot (terug)levering van het registergoed staande en gelegen aan de [adres] te Paramaribo, Suriname, aan de (gezamenlijke erven in de) nalatenschap van [de vader/erflater] en wel binnen vier weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding, alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.”.
6. Geïntimeerde heeft (voorwaardelijk) gevorderd: dit appel gegrond te achten en te bepalen dat geïntimeerde (ook) geen wanprestatie heeft gepleegd en/of onrechtmatig heeft gehandeld jegens appellant sub 2, met veroordeling van appellanten in de kosten van beide procedures.

Het geschil

7. In punt 6 van de inleidende dagvaarding in eerste aanleg stellen appellanten dat zij hebben moeten ervaren dat geïntimeerde geheel tegen de wil van appellanten het registergoed te Paramaribo aan de [adres] (blijkens de akte van verdeling verleden op 11 mei 2010 genaamd: [adres] ) op eigen naam heeft aangekocht voor een bedrag van
€ 55.000,-. Appellanten voelen zich ernstig benadeeld door de handelswijze van geïntimeerde. Voorts volgt uit de inleidende dagvaarding dat appellanten aan hun moeder [naam] een boedelvolmacht hebben verstrekt voor de afwikkeling van de nalatenschap van hun vader. [naam] heeft op haar beurt de boedelvolmacht aan geïntimeerde gesubstitueerd. Bij akte van boedelverdeling van 11 mei 2010 is door [naam] aan geïntimeerde toegedeeld de onroerende zaak te Paramaribo aan de [adres] voor een bedrag van € 55.000,-. Het hof begrijpt uit de vordering van appellanten dat zij het niet eens zijn met het bedrag waarvoor de onroerende zaak aan geïntimeerde is toegedeeld.
8. De in rechtsoverweging 7 genoemde onroerende zaak maakte deel uit van de op 26 mei 1997 door het overlijden van de heer [de vader/erflater] (hierna: erflater) ontbonden huwelijksgemeenschap van erflater en [naam] . De nalatenschap van erflater bestaat uit de onverdeelde helft van die ontbonden huwelijksgemeenschap. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat deze ontbonden huwelijksgemeenschap is verdeeld. Deze verdeling bepaalt (mede) wat tot de nalatenschap van erflater behoort. Erflater was de vader van appellanten en geïntimeerde.

Wanprestatie of onrechtmatige daad?

9. Appellanten zijn het niet eens met de overweging van de rechtbank dat geïntimeerde geen onrechtmatige daad heeft gepleegd, zelfs wanneer wordt aangenomen dat de waarde van het hiervoor genoemde onroerend goed een veel hogere waarde heeft dan € 55.000,-. Door appellanten is onder meer het navolgende naar voren gebracht:
  • naar zowel Surinaamse - als Nederlandse rechtspraak wordt de rechtsverhouding tussen de erfgenamen mede beheerst door de goede trouw;
  • dit brengt met zich mee dat geïntimeerde bij het vertegenwoordigen van appellanten ex art 3:12 BW rekening moet houden met hun persoonlijke belangen;
  • de volmachten zijn in Nederland naar Nederlands recht opgemaakt;
  • als gesubstitueerd gevolmachtigde kan geïntimeerde niet volstaan met een onderonsje met enkele erfgenamen en appellanten dan binden aan een onderlinge afspraak;
  • appellanten grieven nog nadrukkelijk ter zake het voorbijgaan door de rechtbank aan hun klacht dat geïntimeerde ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de volmacht van appellant sub2.
10. Door geïntimeerde is gemotiveerd verweer gevoerd. Door geïntimeerde is onder meer het navolgende aangevoerd:
  • een onverdeelde nalatenschap is een bijzondere gemeenschap op grond van art 3:189 lid 2 BW;
  • appellant sub 2 heeft aan zijn moeder volmacht verleend voor de verdeling van de nalatenschap. Voor het verdelen is ook altijd een levering nodig. Appellant sub 2 kon dus helemaal geen beperking opnemen ten aanzien van de levering naast een volmacht tot verdeling. Hij kon slechts een voorbehoud maken ten aanzien van de verkoop en opvolgende levering aan een derde;
  • de volmacht is niet overschreden;
  • voor zover appellant sub 2 van mening is dat het ouderlijk huis aan geïntimeerde is verkocht, is die stellingname onjuist. Geïntimeerde was al mede-eigenaar van het huis. Geïntimeerde is door de verdeling slechts overbedeeld.

Boedelvolmacht

11. De erfgenamen van erflater – waaronder appellanten - hebben een boedelvolmacht ondertekend waarin zij aan [naam] een volmacht geven. In deze volmacht is onder meer bepaald: “.....genoemde erfgenamen volmacht geven aan: hun moeder, mevrouw [de moeder] voornoemd, om hen in de ruimste zin te vertegenwoordigen bij de afwikkeling van de door het overlijden van de erflater ontstane nalatenschap, alles met de macht van substitutie. Blijkens een beperkte onderhandse akte van boedelvolmacht, die aan de verklaring van erfrecht van 21 maart 2005 is gehecht, heeft appellant sub 2 beperkte volmacht gegeven aan zijn moeder, mevrouw [de moeder] voornoemd, in welke volmacht geen volmacht wordt verleend voor het verkopen van de onroerende zaken,...”. Het hof verwijst naar de verklaring van erfrecht van 21 maart 2005 afgegeven door notaris Delahaije, notaris te Voorschoten. Voorts heeft het hof in de processtukken aangetroffen een boedelvolmacht van appellante sub 1 verleend aan [de moeder] , alsmede een boedelvolmacht van appellant sub 2. Deze laatste boedelvolmacht bevatte een beperking tot verkoop van onroerende zaken. Uit beide volmachten volgt dat de gevolmachtigde ook bevoegd is tot rechtshandelingen waarbij de gevolmachtigde zelf als wederpartij optreedt.
12. De rechtsvraag die zich voordoet is, of binnen de grenzen van de volmacht is gehandeld, nu appellant sub 2 een beperking in de volmacht heeft doen opnemen ter zake “het verkopen van onroerende zaken, waaronder begrepen registergoederen”. Een redelijke uitleg van de strekking van de volmacht brengt met zich mede dat alle betrokkenen, waaronder appellant sub 2, het van belang achtten dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van erflater en [de moeder] alsmede de verdeling van de nalatenschap van erflater op een zo efficiënt mogelijke wijze zou geschieden. Wanneer bij een verdeling van een gemeenschap een groot aantal deelgenoten is betrokken wordt niet zelden aan één deelgenoot een ruime bevoegdheid gegeven om de verdeling van de ontbonden gemeenschap tot stand te brengen. Dit zal vooral het geval zijn als tot de ontbonden gemeenschap een in het “buitenland” gelegen onroerend goed behoort.
13. In het onderhavige geval is het betreffende onroerend goed niet verkocht, maar verdeeld. Op basis van de verstrekte volmachten – ook die van appellant sub 2 – was de gevolmachtigde en de gesubstitueerde gevolmachtigde bevoegd om tot verdeling over te gaan. Er is in deze gehandeld binnen de grenzen van de volmacht. Het is noch gesteld noch gebleken dat de Surinaamse instrumenterende notaris het bestaan van de volmachten niet heeft gecontroleerd en vooraf geen concept van de akte van verdeling van het onderhavige registergoed aan ieder van de deelgenoten heeft gezonden. Volgens geïntimeerde zijn alle deelgenoten over de verdeling geïnformeerd. Het is echter niet duidelijk geworden door wie en wanneer. Het bezwaar van appellanten richt zich met name tegen de waarde waarvoor het goed in de verdeling is betrokken. Dit kan te zijner tijd aan de orde komen in het kader van de rekening en verantwoording. Voorts kan het hof niet vaststellen of appellanten zijn benadeeld aangezien het hof geen beeld heeft met betrekking tot de omvang van de verdeling van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap van erflater en [de moeder] en daarmee ook geen inzicht in de omvang en samenstelling van de nalatenschap van erflater. Derhalve is er ook geen grond aanwezig om geïntimeerde te veroordelen tot teruglevering van de onroerende zaak te Paramaribo aan de [adres] . De grief van appellanten treft derhalve geen doel.

Voorwaardelijk incidenteel appel

14. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, behoeft het voorwaardelijk incidenteel appel geen verdere bespreking meer.

Proceskosten

15. Gelet op het familierechtelijke karakter van de onderhavige zaak, zal het hof de kosten van het geding in hoger beroep tussen partijen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het hof geeft partijen wel mee om eerst hun onderlinge geschillen gecoördineerd te bespreken bij de boedelnotaris en te zoeken naar een gemeenschappelijke oplossing voor mogelijke geschilpunten.

Bekrachtiging

16. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen dient het betreden vonnis onder aanvulling van de gronden te worden bekrachtigd. Gezien het onderhavige oordeel behoeven de overige grieven van appellanten alsmede het voorwaardelijke incidentele appel niet te worden besproken.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Den Haag, Team kanton Leiden/Gouda, Locatie Leiden op respectievelijk 10 april 2013, 10 juli 2013, 8 januari 2014 en 27 augustus 2014 tussen partijen gewezen;
compenseert de kosten van het hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen in hoger beroep meer of anders gevorderd is.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, J.A. van Kempen en A.H.N. Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juli 2016 in aanwezigheid van de griffier.