ECLI:NL:GHDHA:2016:2972

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2016
Publicatiedatum
10 oktober 2016
Zaaknummer
2200146516
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na gebrek aan bewijs in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1993 en ten tijde van de behandeling gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Arnhem, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor het ten laste gelegde feit van diefstal met braak. De tenlastelegging betrof het wegnemen van diverse goederen uit een woning in 's-Gravenhage in de periode van 25 tot en met 30 juli 2014. Het hof heeft het bewijsmateriaal beoordeeld, waaronder een vingerafdruk die was aangetroffen op een raam met braakschade. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die 'schreeuwden' om een verklaring van de verdachte, en dat het bewijsminimum niet was gehaald. Hierdoor kon de verdachte niet wettig en overtuigend worden bewezen dat hij het ten laste gelegde feit had gepleegd.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij. Tevens verklaarde het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De beslissing van het hof is genomen na een zorgvuldige afweging van het bewijs en de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de verdediging. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001465-16
Parketnummer: 09-058423-15
Datum uitspraak: 5 september 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 14 maart 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[de verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1993,
adres: [adres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Arnhem, locatie Arnhem Zuid, te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het op 12 november 2015 en 14 maart 2016 gehouden onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 augustus 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is er beslist op de vordering van de benadeelde partij zoals nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2014 tot en met 30 juli 2014 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [straat]) heeft weggenomen diverse goederen (waaronder een of meerdere computer(s), een laptop, een tablet, een of meerdere sieraden en/of een of meerdere sleutel(s) en/of een betaalpas) en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [het slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft verdachte met een schroevendraaier, althans met een voor verbreking geschikt voorwerp, een raam, danwel kozijn geforceerd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is gelet op het bewijsmateriaal voor zover dat kan gelden als belastend voor de verdachte (een vingerafdruk, aangetroffen aan de buitenkant van een raam met braakschade op de begane grond van een huis dat direct aan het trottoir grenst) van oordeel dat er geen sprake is van een omstandigheid die ‘schreeuwt’ om een verklaring van de verdachte. Bijgevolg is aan het bewijsminimum niet voldaan.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering van de benadeelde partij [het slachtoffer]
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

verklaart
niet bewezendat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij;
verklaart de
benadeelde partij [het slachtoffer]in de vordering tot schadevergoeding
niet-ontvankelijk;
verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. M. Moussault en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. A.D. Verhoeven.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 september 2016.
mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.