ECLI:NL:GHDHA:2016:2846

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
22-004981-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling van gestolen fietsen met een bestelbus vanuit België naar Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in België in 1985, werd beschuldigd van opzetheling van dertien fietsen. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk gestolen fietsen had verworven en voorhanden had gehad. De feiten vonden plaats tussen 2 en 4 maart 2014 in Rijswijk en Den Haag, waar de verdachte met een bestelbus vanuit België naar Nederland reed om de fietsen in te laden. Het hof achtte het bewezen verklaarde een ernstig misdrijf, gezien het planmatige karakter van de handelwijze. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 28,95, en de verdachte werd hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004981-15
Parketnummer: 09-118804-14
Datum uitspraak: 7 september 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 30 oktober 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortejaar] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 augustus 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] is toegewezen tot een bedrag van € 28,95 en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. Voorts is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2014 tot en met 4 maart 2014 te Rijswijk en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
a. a) een fiets (Batavus, Flying D-DN7) en/of
b) een fiets (Batavus, Old Dutch) en/of
c) een (grijze) fiets (met een rood hangslot) en/of
d) een (zwarte) fiets(met een bruin zadel en bruine handvaten) en/of
e) een fiets (Cortina, U1) en/of
f) een fiets (Gazelle Primeur) en/of
g) zeven andere fietsen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (respectievelijk)
a. a) [benadeelde partij 2] en/of
b) [benadeelde partij 3] en/of
c) [benadeelde partij 4] en/of
d) [benadeelde partij 5] en/of
e) [benadeelde partij 1] en/of
f) [benadeelde partij 6] en/of
g) onbekend gebleven personen,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2014 tot en met 4 maart 2014 te Rijswijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, dertien, althans een (aantal) fiets(en), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fietsen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsverweer
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, overeenkomstig zijn aan het hof overgelegde pleitaantekeningen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het bewijs voor diefstal ontbreekt aangezien van enige wegnemingshandeling door de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] geen sprake is en voor enige betrokkenheid van de verdachte bij diefstal geen bewijs is. Voor heling is volgens de raadsman evenmin onvoldoende bewijs. De verdachte heeft geen gesprekken gevoerd, trad op als chauffeur, maar heeft verder geen actieve rol gespeeld. De verdachte heeft niet meegeholpen met het inladen van fietsen en hij heeft dus niet gezien dat de fietsen op slot zaten. Het is niet uitgesloten dat de verkopers de sleutels pas wilden overhandigen wanneer de transactie voltooid was. Niet de verdachte, maar de medeverdachte had € 3.400,00 bij zich. [medeverdachte] vroeg aan de verkopers kennelijk om een factuur, wat volgens de raadsman erg ongebruikelijk is bij heling. Een bedrag van ruim € 260,00 per fiets is niet een ongebruikelijk lage koopprijs waardoor de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het om gestolen fietsen ging. Volgens de raadsman kan voorts de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking niet bewezen worden.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, op 4 maart 2014 opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk hoofdagent van brigadier van politie Haaglanden, (pagina 6 van het dossier) is gerelateerd dat verbalisanten op 4 maart 2014 omstreeks 21:05 uur een melding hadden ontvangen dat op de Tubasingel te Rijswijk vijf personen meerdere fietsen in een witte verlengde Mercedesbus aan het inladen waren. Aanrijdend kregen de verbalisanten aanvullende informatie: De bestelbus werd geparkeerd vlakbij het spoor en er zouden vijf personen bij de bestelbus rondlopen. De verbalisanten zagen ter plaatse een witte Mercedes bestelbus, voorzien van een Belgisch kenteken. Zij zagen dat iets verderop vijf personen tussen de andere voertuigen doorliepen. De verbalisanten keerden hun onopvallende dienstvoertuig. Zij zagen dat er drie personen de weg overstaken. De andere twee personen zagen zij niet meer.
De verbalisanten hielden deze drie personen staande. Twee van hen, de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte], hadden de Belgische nationaliteit. Op de vraag wat zij daar deden, verklaarden alle drie andere dingen. Zij verklaarden ook dat zij niet wisten van de Belgische bus. Zij gaven aan dat zij vandaag met de trein naar Rijswijk waren gekomen.
Volgens het proces-verbaal van bevindingen, op 6 maart 2014 opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent van Politie Haaglanden, (pagina 35 van het dossier) stonden in de bestelbus 13 fietsen, die op slot waren en geen van alle voorzien waren van een sleutel.
In het dossier bevinden zich (afschriften) van aangiftes van diefstal van een fiets:
  • een afschrift van ongedateerde aangifte van [benadeelde partij 2], inzake de diefstal van haar fiets, met een drager met kist voorop en een kinderzitje achterop, op 11 september 2012, tussen 14.00 uur en 16.20 uur, (ongenummerde pagina achter pagina 43 van het dossier);
  • een afschrift van een ongedateerde aangifte van [benadeelde partij 3], inzake de diefstal van haar fiets, een Batavus Old Dutch, op 3 maart 2014 tussen 19.30 en 22.30 uur (pagina 47 van het dossier);
  • een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 5], d.d. 5 maart 2014, inzake de diefstal van haar zwarte fiets met een bruin zadel en bruine handvatten, met een bagagerek voorop, op 4 maart 2014 tussen 18.00 uur en 20.30 uur;
  • een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 1] d.d. 7 maart 2014, inzake de diefstal van zijn groene fiets met blauwe banden tussen 3 maart 2014, 18.00 uur, en 4 maart 2014, 18.00 (pagina 57 van het dossier).
Op de pagina’s 33 tot en met 40 van het dossier zijn foto’s opgenomen van de fietsen die in de bestelbus zijn aangetroffen.
Achter enkele van de hiervoor genoemde aangiftes zijn ook foto’s opgenomen. Bij vergelijking van die foto’s met de foto’s van de fietsen in de bus is het hof het volgende gebleken:
De foto achter de aangifte van [benadeelde partij 2] (op pagina 46 van het dossier) komt overeen met een foto op pagina 40.
De foto achter de aangifte van [benadeelde partij 5] (op pagina 56) komt overeen met een foto op pagina 34).
De foto achter de aangifte van [benadeelde partij 1] (op pagina 60) komt overeen met een foto op pagina 39).
Het hof leidt uit de gegeven beschrijvingen van de gestolen fietsen en de foto’s af dat de bij deze aangeefsters/aangever gestolen fietsen in de bus zijn aangetroffen.
Ten aanzien van de fiets van aangeefster [benadeelde partij 3] vermeldt het proces-verbaal van bevindingen op pagina 43 van het dossier dat onderzoek is gedaan naar een (het hof begrijpt: in de bus aangetroffen) fiets van het merk Batavus Old Dutch en dat [benadeelde partij 3] daarvan de eigenaresse was.
De verdachte heeft tegen de politie verklaard (proces-verbaal van verhoor verdachte op pagina 68 van het dossier) dat [medeverdachte] op het internet had gekeken naar fietsen en aan hem gevraagd had of hij zijn bus mocht lenen. [medeverdachte] kwam de bus bij de verdachte halen en de verdachte ging met [medeverdachte] mee. [medeverdachte] heeft in de bus contact opgenomen met mensen en een adres ingevoerd op de TomTom. Hij vroeg die mensen: waar kunnen we afspreken. Dat was de wijk waar ze zijn aangehouden. In Rijswijk hebben ze gewacht in een café en toen zijn ze daarheen gegaan. De verdachte is, volgens zijn verklaring, de hele tijd in de bus blijven zitten terwijl ‘hun’ gingen laden en aan het discussiëren waren over een factuur. De fietsen stonden bij de achterkant van de flat en werden gebracht door ‘die’ jongens. ‘Ze’ waren die fietsen in het busje aan het doen. De achterdeur werd dicht gedaan. ‘Die’ jongen was toen weg. Toen is de verdachte uitgestapt en naar [medeverdachte] gelopen. Ze waren aan het praten over een factuur en vervolgens kwam de politie. [medeverdachte] en een derde jongen werden ook aangehouden. Die derde jongen kende hij niet. De verdachte zag de politie en dacht: dat was diefstal. Hij was in paniek en heeft daarom de sleutel van de auto laten vallen in het gras.
Rijswijk was de enige plek waar de fietsen werden ingeladen.
Er waren nog twee jongens, die hij niet kent.
Uit de verklaring van de verdachte kan worden afgeleid dat naast de verdachte nog vier personen in/bij de bestelbus waren. Op basis van de melding en de waarneming van de verbalisanten kan worden uitgegaan van de aanwezigheid van vijf personen die fietsen aan het inladen waren. Gelet hierop acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij tijdens het laden van de fietsen in de bus heeft gezeten, ongeloofwaardig.
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het primair tenlastegelegde, de diefstal van fietsen, niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Gelet op de aanbieding van kennelijk een grote hoeveelheid fietsen op internet, de plaats waar de fietsen stonden, achter een flat, de omstandigheid dat de fietsen op slot waren, zonder sleutel in het slot en de wijze waarop de ontmoeting met de verkoper(s) tot stand is gekomen en de wijze waarop daaraan uitvoering is gegeven, is het hof van oordeel dat de verdachten moeten hebben geweten dat het om gestolen fietsen ging.
Naar het oordeel van het hof leveren de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en mede gelet op het ontbreken van een aannemelijke verklaring van de verdachte met betrekking tot zijn aanwezigheid en rol in de aangetroffen situatie, wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde opzetheling.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
in of omstreeks de periode van 2 maart 2014 tot en metop4 maart 2014 te Rijswijk,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,dertien,
althans een (aantal)fiets
(en
), heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij en
/ofzijn mededader
(s
)ten tijde van het
verwerven of hetvoorhanden krijgen van die fietsen wist
(en
), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden,dat het
(een)door misdrijf verkregen goed
(eren
)betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.500,00, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze samen met anderen schuldig gemaakt aan opzetheling van 13 fietsen, welk misdrijf het plegen van diefstallen lucratief maakt en een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand houdt. Het hof acht het bewezenverklaarde een ernstig misdrijf, in het bijzonder gelet op het plan- en bedrijfsmatige karakter van de handelwijze, namelijk door met een bestelbus vanuit België naar Nederland te rijden om gezamenlijk een flink aantal gestolen fietsen in te laden.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 augustus 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de eerste rechter opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het is op deze grond dat het hof de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de eerste rechter is opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 104,85.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 104,85.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 28,95, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 104,85 hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 104,85 (honderdvier euro en vijfentachtig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 104,85 (honderdvier euro en vijfentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. H.J. van Kooten, mr. M.J. de Haan-Boerdijk en mr. H.A. Holthuis, in bijzijn van de griffier mr. K. Kiela.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 september 2016.
Mr. H.A. Holthuis is buiten staat dit arrest te ondertekenen.