ECLI:NL:GHDHA:2016:28

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
12 januari 2016
Zaaknummer
200.171.332/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Retentierecht bij stilgelegd bouwproject en executie arbitraal vonnis op gemeentelijk perceel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding tussen Breda Bouw B.V. en de Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht. Breda Bouw is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 16 april 2015 is gewezen. De Gemeente had Breda Bouw verboden om verder te bouwen op een perceel dat oorspronkelijk aan twee kopers was verkocht, maar waar de levering nooit heeft plaatsgevonden. De kopers hadden een omgevingsvergunning aangevraagd en een aannemingsovereenkomst met Breda Bouw gesloten, maar konden de koopprijs niet voldoen. Breda Bouw heeft vervolgens haar retentierecht ingeroepen en dit in de openbare registers laten inschrijven. De Gemeente heeft daarop een vordering ingesteld om Breda Bouw te verbieden het arbitraal vonnis ten uitvoer te leggen, wat de voorzieningenrechter heeft toegewezen.

Het hof heeft de grieven van Breda Bouw beoordeeld, waarbij de eerste grief betrekking had op een onjuiste datumvermelding in het vonnis van de voorzieningenrechter. De overige grieven richtten zich tegen de toepassing van artikel 3:291 BW en de beslissing van de voorzieningenrechter over de vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Het hof heeft besloten om een comparitie van partijen te bevelen om verdere inlichtingen te verkrijgen en een schikking te beproeven. De comparitie is gepland op 16 februari 2016, waarbij partijen deugdelijk vertegenwoordigd moeten zijn. Het hof heeft verder bepaald dat partijen uiterlijk twee weken voor de comparitie de benodigde bescheiden moeten overleggen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.171.332/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : C/10/470155 / KG ZA 15-168

Arrest van 19 januari 2016

inzake

BREDA BOUW B.V.,

gevestigd te Teteringen, gemeente Breda,
appellante,
hierna te noemen: Breda Bouw,
advocaat: mr. W.M.J.M. Heijltjes te Groesbeek (postadres Nijmegen),
tegen

DE GEMEENTE HENDRIK-IDO-AMBACHT,

zetelend te Hendrik-Ido-Ambacht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. J.C.G. Franken te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 30 april 2015 is Breda Bouw in hoger beroep gekomen van een door de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 16 april 2015. Bij memorie van grieven (met producties) heeft Breda Bouw elf grieven tegen het vonnis aangevoerd, die door de Gemeente bij memorie van antwoord tevens houdende eisvermeerdering zijn bestreden. Daarbij heeft de Gemeente tevens haar eis vermeerderd. Tegen die eisvermeerdering heeft Breda Bouw bij akte bezwaar gemaakt. Zij heeft daarbij ook tegen die eisvermeerdering verweer gevoerd. De Gemeente heeft daarop nog een antwoordakte genomen. Ten slotte hebben partijen stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Het hof gaat in deze zaak van het volgende uit.
1.1
De Gemeente heeft op 28 december 2012 een perceel bouwgrond, gelegen in de Gemeente en bestemd voor de bouw van een woning met bijbehoren (verder: het perceel), verkocht aan twee belangstellenden (verder: de kopers). De kopers hebben de koopprijs niet kunnen voldoen en de levering van het perceel heeft nooit plaatsgevonden.
1.2
de Gemeente heeft op 23 juli 2013 aan de kopers een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning op het perceel. Op de vergunningaanvraag hadden de kopers aangegeven eigenaar van het perceel te zijn.
1.3
Op 24 september 2013 hebben de kopers met Breda Bouw een aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van de woning op het perceel. Op 15 oktober 2013 hebben landmeters van de Gemeente het perceel uitgezet en de rooilijn aangegeven. Op 11 november 2013 is Breda Bouw met de bouw van de woning begonnen. Ambtenaren van de Gemeente hebben de bouwwerkzaamheden gecontroleerd.
1.4
Op 24 januari 2014 heeft de Gemeente aan Breda Bouw aangezegd dat zij niet verder mag bouwen op het perceel. Op 27 januari 2014 heeft Breda Bouw haar retentierecht ingeroepen en in de openbare registers doen inschrijven.
1.5
De kopers hebben facturen van Breda Bouw tot een bedrag van € 145.200,- onbetaald gelaten Bij arbitraal vonnis van 16 juli 2014 zijn de kopers veroordeeld aan Breda Bouw in hoofdsom € 338.998,52 te betalen, vermeerderd met rente, instandhoudingskosten, expertisekosten en proceskosten. De voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam heeft op 12 augustus 2014 verlof verleend voor de tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis.
1.6
Breda Bouw heeft op 21 januari 2015 aan de Gemeente medegedeeld dat zij op korte termijn een deurwaarder opdracht zal geven de executie van bovengenoemd arbitraal vonnis aan te zeggen en over te gaan tot verkoop van de opstal en het perceel.
2. De Gemeente heeft bij de voorzieningenrechter in de rechtbank gevorderd dat deze Breda Bouw zal verbieden het arbitrale vonnis ten uitvoer te leggen voor zover daarbij tevens het perceel wordt verkocht, met rente en kosten. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de Gemeente toegewezen.
3. De
eerste griefvan Breda Bouw heeft betrekking op een onjuiste datumvermelding in het vonnis van de voorzieningenrechter. Het hof heeft daarmee rekening gehouden bij de vaststelling van de feiten waarvan het uitgaat. De grief leidt niet tot vernietiging van het vonnis.
4. De
tweede tot en met tiende griefrichten zich alle tegen de wijze waarop de voorzieningenrechter in het onderhavige geval toepassing heeft gegeven aan artikel 3:291 BW en tegen de daarop gebaseerde beslissing. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De
elfde griefbetreft de vergoeding van buitengerechtelijke kosten; zij bouwt op de eerdere grieven voort.
5. Het hof ziet aanleiding om een comparitie van partijen te bevelen teneinde verdere inlichtingen van partijen te verkrijgen en een schikking te beproeven, en wel, gelet op de omstandigheid dat het om een kort geding gaat, op korte termijn. Het zal elke verdere beslissing aanhouden.

Beslissing

Het hof:
- beveelt partijen, deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is om een schikking aan te gaan, vergezeld van hun raadslieden, voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling voor de meervoudige kamer van het hof te verschijnen in één der zalen van het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60 te Den Haag op 16 februari om 14:30 uur;
  • bepaalt dat, indien één der partijen
  • verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van twee volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat appellant
- bepaalt dat partijen de bescheiden waarop zij voor het overige een beroep zouden willen doen, zullen overleggen door deze
uiterlijk twee weken vóór de comparitiein kopie in viervoud aan de griffie handel, alsmede aan de wederpartij te zenden;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, M.A.F. Tan-de Sonnaville en A.V. van den Berg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2016 in aanwezigheid van de griffier.