Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
BESCHIKKING
[verzoeker],
€ 280,-.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft de verzoeker, geboren in Somalië in 1993, bij het Gerechtshof Den Haag een verzoekschrift ingediend om vergoeding van kosten van rechtsbijstand. Dit verzoek betreft de kosten voor het opstellen van een verzoekschrift ex artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering, met een eventueel bedrag van € 550,- indien het verzoek mondeling wordt toegelicht in de raadkamer. Het hof heeft eerder op 21 maart 2014 een arrest gewezen waarin het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 oktober 2012 werd vernietigd. De verzoeker was ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Het verzoek is behandeld in de raadkamer op 13 juli 2016, waar de advocaat en de advocaat-generaal, mr. S.A. Minks, aanwezig waren. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek. Het hof heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid zijn om de kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking te laten komen. Aangezien het verzoek identiek is aan dat van de medeverzoeker, is het verzoek ponds-pondsgewijs toegewezen. De beslissing van het hof is op 10 augustus 2016 in het openbaar uitgesproken, waarbij een vergoeding van € 280,- aan de verzoeker is toegekend, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.