ECLI:NL:GHDHA:2016:2789

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2016
Publicatiedatum
26 september 2016
Zaaknummer
22-004918-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten in strafzaak na vernietiging vonnis

In deze zaak heeft de verzoeker op basis van artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering een vergoeding van proceskosten aangevraagd die ten laste van de gewezen verdachte zijn gekomen. De verzoeker, geboren in Somalië in 1990, heeft kosten gemaakt in verband met zijn verdediging en die van zijn medeverdachte. Het hof heeft eerder een vonnis van de rechtbank Rotterdam vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit, terwijl hij voor het eerste feit is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden. De verzoeker vraagt een vergoeding van in totaal € 23.860,64, na verrekening met een eerder verstrekt voorschot van € 16.919,-, wat resulteert in een nog uit te keren bedrag van € 6.941,64.

De raadkamer van het hof heeft de verzoeken op 13 juli 2016 in het openbaar behandeld, waarbij de advocaten van de verzoeker en de medeverdachte, alsook de advocaat-generaal, aanwezig waren. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat de kosten die zijn gemaakt voor het horen van getuigen in Somalië in het belang van het onderzoek zijn aangewend en komen voor vergoeding in aanmerking. Het hof heeft de door de verdediging ingediende begroting van de kosten goedgekeurd en de verzoeken integraal toegewezen.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om aan de verzoeker een vergoeding van € 11.930,32 toe te kennen, te verrekenen met het reeds betaalde voorschot, zodat er een resterend bedrag van € 3.470,82 overblijft. Deze beschikking is op 10 augustus 2016 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004918-12
Datum uitspraak: 10 augustus 2016

GERECHTSHOF DEN HAAG

meervoudige raadkamer

BESCHIKKING

gewezen naar aanleiding van een ter griffie van dit hof ingekomen verzoekschrift, op grond van artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering ingediend door:

[verzoeker],

geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortejaar] 1990,
in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. M. Pestman aan de Keizersgracht 562, te 1017 EM Amsterdam.
Procesgang
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 21 maart 2014 het vonnis van meervoudige kamer in de rechtbank
Rotterdam van 12 oktober 2012 vernietigd, de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Dit arrest is inmiddels onherroepelijk geworden.
De verzoeker heeft vervolgens bij een tijdig ter griffie van dit hof ingekomen verzoekschrift vergoeding gevraagd van in totaal € 23.860,64, ter zake van door hem gemaakte proceskosten en dit toe te kennen bedrag te verrekenen met het reeds verstrekte voorschot van € 16.919,-, het welk resulteert in een nog uit te keren bedrag van
€ 6.941,64.
Dit verzoek heeft betrekking op kosten gemaakt in verband met de verdediging van zowel verzoeker als van zijn medeverdachte [medeverdachte] die wordt bijgestaan door mr. Sluiter, kantoorgenoot van mr. Pestman. Ook [medeverdachte] heeft een verzoekschrift ex artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering ingediend (Avnummer 000441-16) dat tegelijkertijd met onderhavig verzoekschrift is behandeld en gelijkluidend is.
De raadkamer van het hof heeft de verzoeken in het openbaar op 13 juli 2016 behandeld. Daarbij zijn gehoord mrs. Sluiter en Pestman en de advocaat-generaal
mr. S.A. Minks.
De advocaat-generaal heeft primair geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van het verzoek tot een bedrag van
€ 12.200,41. Het overige dient te worden afgewezen.
Het toe te wijzen bedrag dient op grond van artikel 16 van de Wet tarieven in strafzaken verrekend te worden met het reeds toegekende voorschot, zodat de verdediging een bedrag van € 4.718,54 dient terug te betalen. Subsidiair heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot een bedrag van € 18.586,30 toewijsbaar is, gegeven het feit dat reeds een voorschot is betaald resteert het toe te kennen bedrag
€ 1.667,30.
Beoordeling van de verzoeken
Artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering geeft een voorziening voor de vergoeding van proceskosten die ten laste van de gewezen verdachte zijn gekomen, indien de aanwending van de kosten het belang van het onderzoek heeft gediend.
Het hof stelt voorop dat in de onderhavige zaak door het hof is bepaald dat op verzoek van de verdediging getuigen die zich in Somalië bevonden, gehoord moesten worden. Om veiligheidsredenen heeft de rechter-commissaris moeten afzien van het afreizen naar Somalië, mede gelet op het door de Minister van Buitenlandse Zaken daaromtrent gegeven (negatieve) reisadvies. Mrs. Sluiter en Pestman zijn in onderhavige zaak en in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte], vervolgens zelf afgereisd naar Somalië en hebben de desbetreffende getuigen gehoord. Vooruitlopend op de verhoren heeft de verdediging op 11 maart 2013 een begroting ingediend van de kosten voor dat onderzoek in Somalië, welke namens het gerechtshof door de Griffier van het hof is goedgekeurd en op grond waarvan door de Griffier bovenvermeld voorschot is toegekend.
Het voorschot kan naar het oordeel van het hof in beginsel worden beschouwd als betrekking hebbend op reis- en verblijfskosten van de verdediging, en gestoeld op de artikelen 14 en 16 van de Wet tarieven in strafzaken. De kosten kunnen worden aangemerkt als te zijn aangewend in het belang van het onderzoek en komen derhalve voor vergoeding in aanmerking.
Omtrent de verantwoording van de werkelijk gemaakte kosten overweegt het hof nog als volgt.
Gelet op het in de conclusie verwoorde standpunt van het Openbaar Ministerie bestaat er een dispuut met betrekking tot de (hoogte van de) vergoeding van de werkzaamheden van de tolk/onderzoeker, alsmede met betrekking tot de vergoeding van de getuigen in Somalië.
1.
Werkzaamheden tolk/onderzoeker
Naar het oordeel van het hof is het door de tolk/onderzoeker gebezigde tarief redelijk en billijk gezien de specifieke omstandigheden waaronder hij zijn werkzaamheden als tolk en onderzoeker in Somalië heeft moeten verrichten. Ook de door de verdediging afgelegde schriftelijke verantwoording en de mondelinge toelichting daarop van de door de tolk/onderzoeker bestede tijd is naar het oordeel van het hof toereikend.
2.
Kostenvergoeding getuigen
Het hof is van oordeel dat de door het Openbaar Ministerie gehanteerde bedragen ten behoeve van getuigen als uitgangspunt in beginsel juist zijn. Echter in raadkamer is door de verdediging naar het oordeel van het hof voldoende toegelicht waarom in de onderhavige zaak van deze bedragen afgeweken dient te worden. Deze bedragen zijn naar het oordeel van het hof niet onredelijk en genoegzaam verantwoord.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek integraal dient te worden toegewezen.
De opgegeven kosten zijn gemaakt in de onderhavige zaak alsmede, als gesteld door verzoekers, in gelijke mate in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte]. Gelet hierop zal het uit keren bedrag ponds-pondsgewijs worden toegewezen.
Beslissing
Het hof:
wijst het verzoek toe, in dier voege dat aan de verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding wordt toegekend tot een bedrag van in totaal
€ 11.930,32 (elfduizend negenhonderddertig euro en tweeëndertig eurocent)te verrekenen met 50% met het reeds als voorschot door de Staat betaalde bedrag zijnde
€ 8.459,50 achtduizend vierhandnegenvijftig euro en vijftig eurocent)zodat
€ 3.470,82 (drieduizend vierhonderd en zeventig euro en tweeëntachtig eurocent)als toekenning resteert.
Deze beschikking is gegeven door
mr. R.A.Th.M. Dekkers, voorzitter,
mrs. S. van Dissel en Tj.E. van der Spoel, leden, in bijzijn van de griffier mr. M.Th.A. de Ridder,
en op 10 augustus 2016 in het openbaar uitgesproken.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

Beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en mitsdien de betaling ten laste van de Staat der Nederlanden door de griffier van dit hof van een bedrag van

€ 3.470,82

ten gunste van de verzoeker [verzoeker],

op het door zijn advocaat, mr. Pestman, opgegeven bankrekeningnummer [x] ten name van Stichting beheer Derdengelden Bohler Advocaten te Amsterdam.
Den Haag, 10 augustus 2016
De voorzitter,
R.A.Th.M. Dekkers,