Is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen?
9. AP betoogt in haar memorie van grieven dat NLE zich heeft gedragen alsof een bemiddelingsovereenkomst tot stand was gekomen en dat zij, AP, er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hieruit de wil van NLE kon worden afgeleid om een zodanige overeenkomst aan te gaan. NLE bestrijdt dat een overeenkomst tot stand is gekomen.
Het hof overweegt in dit verband als volgt.
10. De bemiddelingsovereenkomst is ingevolge artikel 7:425 BW de overeenkomst van opdracht waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich tegenover de andere partij, de opdrachtgever, verbindt tegen loon als tussenpersoon werkzaam te zijn bij het tot stand brengen van een of meer overeenkomsten tussen de opdrachtgever en derden. Het aangaan van een bemiddelingsovereenkomst is vormvrij. Het bestaan van wilsovereenstemming daarover kan, met toepassing van de Haviltex-norm, (ook) afgeleid worden uit de gedragingen van partijen.
11. In verband met de vraag of tussen partijen in het onderhavige geding een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen, zijn naar het oordeel van het hof in het bijzonder de volgende feiten van belang:
( i) NLE heeft aan AP laten weten een vacature te hebben. AP heeft in dat verband (onder meer) het profiel van [naam 4] naar NLE gestuurd,
(ii) AP heeft een sollicitatiegesprek met [naam 4] gearrangeerd en heeft dat gesprek aan NLE bevestigd. Dit sollicitatiegesprek heeft op 28 februari 2013 plaatsgevonden. Voorafgaand aan dit gesprek heeft NLE op verzoek van AP het functieprofiel naar AP gestuurd,
(iii) AP heeft het tweede sollicitatiegesprek tussen [naam 4] en NLE per
e-mailbericht aan NLE bevestigd. Dit tweede sollicitatiegesprek heeft op 18 maart 2013 plaatsgevonden,
(iv) korte tijd na 18 maart 2013 heeft NLE [naam 4] in dienst genomen,
( v) op 19 maart 2013 heeft AP informatie over het arbeidsvoorwaardenpakket van [naam 4] (bij een vorige werkgever) naar NLE gestuurd, zodat NLE [naam 4] een passende aanbieding zou kunnen doen,
(vi) tussen partijen is in de periode van 19 februari 2013 tot 20 maart 2013 verschillende keren contact geweest over de hoogte van het door NLE aan AP te betalen honorarium. NLE heeft zich in haar in die periode verzonden e-mailberichten niet ongenegen getoond enig bedrag te betalen, maar vond het door AP voorgestelde tarief te hoog,
(vii) NLE heeft in de periode tot 20 maart 2013 geen enkele keer aan AP laten weten geen prijs te stellen op samenwerking.
12. Deze feiten laten, tezamen genomen, geen andere duiding toe dan dat partijen de facto uitvoering zijn gaan geven aan een bemiddelingsovereenkomst, die ertoe strekte een dienstverband tot stand te brengen tussen NLE en [naam 4] . Zij hebben over en weer de procedurestappen gezet die in de kern daarbij gebruikelijk te achten zijn. Nu NLE op geen enkel moment aan AP heeft laten weten geen prijs te stellen op haar bemiddeling, maar door is gegaan met de sollicitatieprocedure met [naam 4] en bovendien in overleg met AP is getreden over de aan AP verschuldigde fee, mocht AP er redelijkerwijs op vertrouwen dat NLE de door AP aangeboden bemiddeling accepteerde. Aldus moet het ervoor gehouden worden dat tussen partijen stilzwijgend een bemiddelingsovereenkomst ten aanzien van (de werving van) [naam 4] tot stand gekomen is.
13. Vast staat dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de hoogte van het loon van AP. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het bereiken van die overeenstemming niet een essentiale van de bemiddelingsovereenkomst is. NLE wist dat AP betaling wenste voor haar dienstverlening en heeft niets gesteld op basis waarvan zij erop mocht vertrouwen dat AP die dienstverlening gratis zou verrichten indien over het tarief geen overeenstemming zou worden bereikt. Voor dat geval bepaalt artikel 7:405 BW dat de opdrachtgever het op gebruikelijke wijze berekende loon, of – bij gebreke daarvan – een redelijk loon verschuldigd is.
14. Volgens NLE volgt uit de in het hiervóór in r.o. 1.17 deels weergegeven e-mailbericht opgenomen zin “Allereerst zijn Ambitious People en De Nederlandse Energie Maatschappij nog niet tot overeenstemming gekomen” dat AP er op 19 maart 2013 vanuit ging dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand was gekomen. Het hof verwerpt dit betoog. Uit bedoeld e-mailbericht kan enkel worden afgeleid dat AP er (terecht) de aandacht op vestigde dat partijen het nog niet eens waren geworden over de hoogte van het aan AP verschuldigde honorarium. Zoals reeds overwogen, betekent dit niet dat er geen sprake kan zijn geweest van een tot stand gekomen overeenkomst.
15. Het hof verwerpt, gelet op de hiervóór in r.o. 11 genoemde feiten, ook de stellingname van NLE dat AP niet of onvoldoende aan de werving van
[naam 4] heeft bijgedragen om van de totstandkoming van een bemiddelingsovereenkomst te kunnen spreken. Uit die feiten volgt immers dat AP wel degelijk een aanmerkelijke bijdrage heeft geleverd aan de werving van [naam 4] .
16. Door NLE wordt nog betoogd dat geen overeenkomst tot stand is gekomen omdat er geen opdracht aan NLE is verstrekt door de daartoe bevoegde directie van NLE. [betrokkene 3] was, aldus NLE, niet tot het aangaan van overeenkomsten namens NLE bevoegd en heeft dat ook in haar e-mailberichten aan NLE duidelijk gemaakt.
17. Het hof verwerpt dit verweer. Uit de tussen partijen verzonden
e-mailberichten volgt dat de heer [betrokkene] , ten aanzien van wie in de memorie van grieven (randnummer 31) door AP onbetwist is gesteld dat hij bestuurder van NLE is, bij de gang van zaken betrokken is geweest:
- [betrokkene 3] heeft in het hiervóór in r.o. 1.7 bedoelde e-mailbericht aan AP geschreven met [betrokkene] te zullen overleggen en is daarop vervolgens niet teruggekomen,
- [betrokkene] was blijkens het hiervóór in r.o. 1.17 genoemde e-mailbericht bij ten minste één van de sollicitatiegesprekken met [naam 4] aanwezig,
- toen [betrokkene] door middel van het in r.o. 1.17 bedoelde e-mailbericht rechtstreeks door AP werd benaderd in verband met de werving van [naam 4] , heeft hij niet per ommegaande laten weten geen prijs op de werkzaamheden van AP te stellen en geen overeenkomst met AP te willen aangaan.
Gelet hierop heeft AP erop mogen vertrouwen dat de directie van NLE op de hoogte was van en instemde met de gang van zaken rond de werving van [naam 4] .
18. Dat, zoals NLE in eerste aanleg heeft betoogd, AP zich niet heeft gehouden aan de in haar brochure en op haar website beschreven werkwijze, kan naar het oordeel van het hof niet tot de conclusie leiden dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen. NLE heeft haar stellingname in dit verband ook onvoldoende onderbouwd.