Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 19 januari 2016
[naam],
1. [bedrijf],
2. [naam],
3. [naam],
Het geding
Beoordeling in hoger beroep
“Garantstelling
Debiteur: [N] (…)
Garant: de heer [S]
Komen als volgt overeen:
“Garantstelling
Garant: de heer J.P.T. [S]
(...)
In aanmerking genomen:
ter zake van verplichtingen uit de sublicentieovereenkomst:
ter zake van de onbetaald gebleven koopsom inzake de Dick Bruna figuren en opslagrekken:
ter zake van proceskosten:
principaal appelkomen kort gezegd op het volgende neer. Volgens
grief Iheeft de rechtbank ten onrechte het verweer van [S] verworpen dat de door [A] en [AS] met [M] gesloten licentieovereenkomst mogelijk al (een tijd) afgelopen was en dat daarmee ook de sublicentieovereenkomst is geëindigd.
Grief IIricht zich tegen r.o. 4.5 van het bestreden vonnis waarin is overwogen dat geen sprake is van verjaring van de vorderingen waarop de borgtocht betrekking heeft. Met
grief IIIkomt [S] op tegen de overweging van de rechtbank dat [S] niet heeft gesteld dat hij niet bevoegd is geweest tot het maken van de afspraak namens [E] dat 50% van de verkoopopbrengst van de Nijntje strandpalen zou toekomen aan [A] c.s. (r.o. 4.6 van het bestreden vonnis). Met
grief IVwordt naar voren gebracht dat een rechtsgeldige borgtocht ontbreekt bij gebreke aan een in geld uitgedrukt maximumbedrag.
incidenteel appelrichten zich tegen:
grief A);
grief B), en
grief C).
update”) betreft van de garantstelling van 30 april 2008. Anders dan [A] c.s. betogen, is gelet op hetgeen hierna wordt overwogen niet beslissend dat partijen het woord “borg” of “borgtocht” niet in de tekst van de garantstellingen hebben opgenomen.
ter meerdere zekerheid voor de betaling”van de debiteur. Hieruit volgt dat, in de verhouding tussen [N] respectievelijk [E] enerzijds en [S] anderzijds, de schuld [N] respectievelijk [E] aangaat en niet [S]. [S] heeft slechts zekerheid gegeven voor hetgeen hoofdschuldenaren/debiteuren [N] en [E] verschuldigd zijn en is daarmee niet zelfstandig draagplichtig, hetgeen kenmerkend is voor borgtocht.
komt vast te staan dat de debiteur de schulden niet kan aflossen.”(zie onder 1.8). In deze bepaling ligt besloten dat partijen subsidiariteit hebben beoogd, hetgeen eveneens kenmerkend is voor borgtocht (vgl. artikel 7:855 BW). [A] c.s. hebben [S] ook pas aangesproken nadat [N] Advertsing en [E] met de betaling in gebreke bleven.
De garant verbindt zich mede op grond van deze garantie tot wederopzegging door de crediteur als eigen schuld (..) aan de crediteur maandelijks te zullen voldoen genoemd bedrag van minimaal € 5.000,-- (…)”)wordt voorbij gegaan, nu [A] c.s. zelf stellen dat moet worden uitgegaan van de garantstelling van 18 oktober 2010 en de betreffende passage daar niet meer in voorkomt.
voor zovereen in geld uitgedrukt maximumbedrag is overeengekomen. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de borgtocht ingevolge artikel 7:858 BW rechtsgeldig is tot het uit de garantstelling van 18 oktober 2010 blijkende maximumbedrag van € 182.247,50 (€ 67.500,- + € 58.222,50 + € 56.525,-). Anders dan [S] betoogt, brengt het feit dat in de tekst van de garantstelling van 18 oktober 2010 ook is verwezen naar verplichtingen van onbepaalde waarde, en naar contractuele rente, niet mee dat de gehele borgtocht ongeldig is.
Vanaf hedenmogen de palen met Dick Bruna illustratiesniet meerworden verkocht of worden verhuurd omdat er geen contract meer loopt tussen [P] cq. [N] en [M]”(onderstrepingen toegevoegd)
.Anders dan [S] stelt, blijkt uit deze brief niet dat de licentieovereenkomst reeds vóór 11 februari 2010 is geëindigd. Uit de geciteerde zinsnede volgt veeleer dat [M] de verkoop en verhuur van de Nijntje strandpalen op grond van de licentieovereenkomst en de sublicentieovereenkomst tot 11 februari 2010 heeft toegestaan.