In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], handelend onder de naam Huisartsenpraktijk [appellant], en [geïntimeerde] over een huurovereenkomst voor een huisartsenpraktijk. De appellant is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank de vorderingen van [geïntimeerde] grotendeels heeft toegewezen. De appellant betwist dat de huurruimte voldoet aan de geluidsisolatievereisten en heeft een beroep gedaan op opschorting van de huurbetalingsverplichting. De rechtbank heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, waaronder een boete voor het niet tijdig verstrekken van een bankgarantie, en de vorderingen in reconventie van [appellant] afgewezen.
In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellant] beoordeeld. Het hof oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de appellant moet meewerken aan de werkzaamheden van de deskundige, omdat [geïntimeerde] dit niet heeft gevorderd. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de appellant onvoldoende heeft onderbouwd dat de gebrekkige geluidsisolatie hem in de uitoefening van zijn praktijk heeft belemmerd, waardoor de grief faalt. De vordering van [geïntimeerde] tot betaling van de Eneco-kosten is door het hof als voldoende onderbouwd beschouwd.
Het hof heeft de boete voor het niet tijdig verstrekken van de bankgarantie gematigd tot € 5.000,00, omdat de vordering te laat is ingediend en de schade niet voldoende is onderbouwd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de boete, de veroordeling tot medewerking aan de werkzaamheden van de deskundige, en de proceskosten in conventie, en heeft de kosten van het deskundigenbericht voor rekening van [geïntimeerde] gesteld. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.