In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Den Haag aangevochten, waarin de kinderalimentatie voor de minderjarigen was vastgesteld op € 206,- per maand per kind. De vrouw verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en een hogere bijdrage vast te stellen. De man, verweerder in hoger beroep, verzoekt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van 19 januari 2016, verbeterd bij beschikking van 25 februari 2016. Het hof heeft de zaak op 10 augustus 2016 mondeling behandeld. De vrouw heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte rekening heeft gehouden met het kindgebonden budget en de combinatiekorting bij de berekening van haar netto besteedbaar inkomen (NBI). Het hof heeft echter geoordeeld dat de rechtbank de juiste berekening heeft gemaakt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de wettelijke maatstaven rechtvaardigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de behoefte van de minderjarigen, rekening houdend met de wettelijke indexering, thans € 1.115,- per maand bedraagt. De man heeft een bruto jaarinkomen van € 50.748,- en de vrouw een NBI van € 2.748,- per maand. Het hof heeft de berekening van de rechtbank gevolgd en de kinderalimentatie van € 206,- per maand per kind gehandhaafd. De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking wordt bekrachtigd, en het verzoek van de vrouw om een hogere alimentatie wordt afgewezen.