ECLI:NL:GHDHA:2016:2536

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2016
Publicatiedatum
2 september 2016
Zaaknummer
200.180.631/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en zorgregeling minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw die vervangende toestemming verzoekt voor verhuizing met haar minderjarige kind naar een andere regio. De vrouw en de man zijn voormalige echtgenoten en hebben samen een minderjarige zoon. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin haar verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving van de minderjarige op een nieuwe school werd afgewezen. De vrouw stelt dat zij door financiële omstandigheden en een reorganisatie bij haar werkgever gedwongen is te verhuizen. Ze heeft uitzicht op een woning en werk in de nieuwe regio, waar ook betere zorg voor haar kind zou zijn. De man verzet zich tegen de verhuizing en stelt dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de huidige omgeving geen geschikte woning kan vinden. Het hof heeft de zaak op 18 mei 2016 mondeling behandeld en de belangen van de minderjarige staan centraal in de beoordeling. Het hof oordeelt dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is en dat de belangen van de minderjarige in gevaar komen bij een verhuizing. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank en wijst de verzoeken van de vrouw af.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 22 juni 2016
Zaaknummer : 200.180.631/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 15-5634
Zaaknummer rechtbank : C/09/492861
[De vrouw] ,
wonende te [naam plaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. G.B. van de Bunt te Den Haag,
tegen
[de man] ,
wonende te [naam plaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.R.P. Drielsma te Den Haag.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 20 november 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 21 augustus 2015 van de rechtbank Den Haag.
De man heeft op 29 januari 2016 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 8 december 2015 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 22 december 2015 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 4 mei 2016 een brief van 2 mei 2016 met bijlagen;
- op 9 mei 2016 een brief van 6 mei 2016;
- op 12 mei 2016 een brief van diezelfde datum met bijlage;
van de zijde van de man:
  • op 9 mei 2016 een brief van 6 mei 2016 met bijlagen en een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
  • op 13 mei 2016 een V-formulier van diezelfde datum met bijlage.
De advocaat van de man heeft bij brief van 13 mei 2016 bezwaar gemaakt tegen de door de advocaat van de vrouw op 12 mei 2016 ingediende brief met bijlagen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat deze stukken binnen de zogenoemde tien-dagentermijn als vermeld in het procesreglement zijn ingediend. Het hof laat die stukken, gelet op het gevoerde verweer, buiten beschouwing, temeer daar het geen recente stukken betreffen en deze derhalve tijdig overgelegd hadden kunnen worden.
De raad heeft bij brief van 5 januari 2016, ingekomen bij het hof op 6 januari 2016, medegedeeld niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
De zaak is op 18 mei 2016 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
De beide advocaten hebben ter zitting een pleitnota overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikkingen van 21 augustus 2015 (een verkorte versie, bij vervroeging uitgesproken) en een uitgebreide versie, kennelijk geminuteerd op 30 september 2015).
Bij die beschikkingen zijn, voor zover in hoger beroep van belang, de verzoeken van de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing van na te noemen minderjarige met de vrouw naar [plaats] en de aanmelding van de minderjarige op basisschool “ [naam school] ” te [plaats] en de aanmelding van de minderjarige bij buitenschoolse opvang “ [naam opvang] ” te [plaats] , althans te bepalen dat de man ter zake zijn toestemming moet verlenen, afgewezen. Verder is de beslissing ten aanzien van de (verdeling van de) zorg- en opvoedingstaken aangehouden.
Het hof gaat uit van de volgende door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen:
- Partijen zijn gehuwd geweest van 21 december 2012 tot 11 augustus 2014;
- zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
[naam minderjarige] , geboren [in] 2011 te [geboorteplaats] ;
- de minderjarige heeft de hoofdverblijfplaats bij de vrouw;
- partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit;
- partijen hebben een ouderschapsplan met dagtekening 2 juni 2014 opgesteld waarin onder meer
een zorgregeling is afgesproken (artikel 3), die samengevat inhoudt dat de minderjarige bij de
man verblijft om de veertien dagen vanaf vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag 17.00 uur,
alsmede om de veertien dagen op woensdagmiddag na school tot 17.00 uur;
- bij vonnis van 21 november 2014 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag de
vrouw veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling tussen de man en de minderjarige zoals
vastgelegd in artikel 3.1 van het ouderschapsplan en opgenomen in de beschikking van de
rechtbank van 16 juli 2014.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil zijn het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming voor verhuizing, inschrijving op de basisschool en buitenschoolse opvang, alsmede de zorgregeling met betrekking tot de minderjarige [naam minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] [in] 2011, hierna: de minderjarige.
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog haar verzoeken in eerste aanleg toe te wijzen, in die zin dat:
- aan haar vervangende toestemming wordt verleend voor verhuizing met de minderjarige naar de omgeving [plaats] , provincie [naam provincie] , althans te bepalen dat de man ter zake zijn toestemming dient te verlenen;
- aan haar vervangende toestemming wordt verleend voor de inschrijving van de minderjarige op basisschool ‘ [naam school] ’ te [plaats] , althans te bepalen dat de man ter zake zijn toestemming dient te verlenen;
- aan haar vervangende toestemming wordt verleend voor de aanmelding van de minderjarige bij de buitenschoolse opvang ‘ [naam opvang] ’ te [plaats] , althans te bepalen dat de man ter zake zijn toestemming dient te verlenen.
Voorts verzoekt de vrouw de in het ouderschapsplan vastgelegde zorgregeling te wijzigen, in die zin dat:
- de minderjarige om de 14 dagen een weekend bij de man verblijft. Hij wordt op de vrijdagmiddag meteen door de vrouw naar [naam plaats] gebracht. Vanaf het eerste jaar in verband met de halve dagen op vrijdag zal de minderjarige tussen 14.30 uur en 15.00 uur bij de man zijn. Vanaf het tweede jaar is dit tussen 17.00 uur en 17.30 uur. Na een geschikte woning in en rondom [plaats] te hebben gevonden zal de minderjarige er een half uur eerder kunnen zijn. Bij verkeershinder zal de vrouw de man meteen op de hoogte stellen.
Op de zondag van het weekend dat de minderjarige bij de man verblijft, wordt hij door de vrouw om 15.00 uur opgehaald in [naam plaats] (in verband met een slaapschema en de volgende dag school). Het is ook mogelijk dat de man ervoor zorg draagt dat de minderjarige om 17.00 uur te [plaats] is;
- er om de 14 dagen op de woensdagmiddagen na het weekend met de man en wanneer er omgang zou zijn, een Skype/telefooncontact is;
- de minderjarige jaarlijks 6 extra dagen (inclusief overnachting) bij de man doorbrengt. Ieder jaar zullen partijen onderling bespreken welke dagen het beste uitkomen voor de man, de minderjarige en de vrouw. Tijdens deze dagen zal de vrouw de minderjarige de volgende dag halen om 15.00 uur (in verband met eet- en slaapschema), tenzij dagen worden opgevolgd door een weekend/vakantie van de man met de minderjarige; en
- partijen zich zullen buigen over een verdeling van schoolvakanties en feestdagen waarbij voorlopig eerst een goede opbouw plaats zal vinden met als doel een gelijkwaardige verdeling te bereiken, conform het ouderschapsplan.
3. De man verzoekt de verzoeken van de vrouw voor wat betreft de vervangende toestemming tot verhuizing, plaatsing op een school en buitenschoolse opvang in [plaats] af te wijzen en de vrouw voor wat betreft de gevraagde wijziging van de zorgregeling niet-ontvankelijk te verklaren in hoger beroep, nu daarover door de rechtbank nog geen eindbeschikking is gegeven
.
Subsidiair en uitsluitend indien het hof de eindbeschikking waarvan beroep vernietigt en de vrouw alsnog vervangende toestemming voor verhuizing en bijkomende vervangende toestemming verleent, verzoekt de man de vastgestelde zorgregeling te wijzigen, in die zin dat de minderjarige ieder weekend bij hem verblijft. De minderjarige wordt op vrijdagmiddag direct uit school door de vrouw naar de man gebracht en de man brengt de minderjarige iedere zondag om 19.00 uur naar de vrouw.
Voorts verzoekt de man alsdan te bepalen dat partijen de schoolvakanties en feestdagen bij helfte zullen verdelen en een regeling zullen opstellen waarbij de schoolvakanties en feestdagen gelijkwaardig bij helfte tussen partijen wordt vastgesteld.
Vervangende toestemming
4. De vrouw stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet is aangetoond dat in de huidige omgeving van de minderjarige of zijn man geen woonruimte is. De vrouw voert daartoe aan dat er in de Randstad lange wachtlijsten zijn voor een sociale huurwoning, zeker 10 jaar. Volgens de vrouw zijn er in het oosten van het land veel kortere wachtlijsten en de vrouw heeft geen sociaal vangnet noch een baan in de omgeving van de man. De vrouw woont nog maar kort in [naam plaats] en de minderjarige is noch in [naam plaats] , noch in [naam plaats] geworteld. Vaststaat dat de vrouw niet in haar huidige woning kan blijven wonen omdat zij de huur van € 920,- per maand niet langer kan opbrengen, mede vanwege het feit dat de partneralimentatie stopt. Ter terechtzitting van het hof heeft de vrouw gesteld dat in de omgeving van [plaats] alles geregeld is terwijl alles in de huidige leefomgeving heel onzeker is. De rechtbank heeft volgens de vrouw miskend dat de keuze voor [plaats] zeer bewust en weloverwogen is. Beide partijen zijn werkzaam bij de politie en de vrouw stelt dat zij haar baan bij de politie in de regio Haaglanden niet kan behouden omdat zij vanwege een reorganisatie piketdiensten zou moeten draaien. De vrouw kan in de omgeving van [plaats] een baan krijgen (circa 20 uur per week in de horeca) en zij zou 1 juli 2016 kunnen beginnen tegen een iets hoger salaris dan bij de politie. Zij heeft uitzicht op een huurwoning in [plaats] tegen een kale huur van € 700,- per maand en vanwege het KISS/KIDD-syndroom van de minderjarige kan de minderjarige op een school in [plaats] worden ingeschreven voor leerlingen die extra zorg nodig hebben. De vrouw stelt dat de minderjarige regelmatig de school en de agrarische opvang aldaar bezoekt. De vrouw heeft zich derhalve uitgebreid verdiept in de scholing en naschoolse opvang voor de minderjarige die aansluiten bij zijn behoeften. Sinds de echtscheiding gaat de vrouw regelmatig naar [naam provincie] , aanvankelijk twee weekenden per maand maar het laatste jaar zelfs drie tot vier weekenden per maand. De combinatie van het werk, een aanstaande verhuizing én het belang van de minderjarige zijn voor de vrouw van belang om naar [plaats] te vertrekken. De vrouw benadrukt dat het geenszins de bedoeling is de minderjarige bij de man weg te houden en is om die reden bereid de man tegemoet te komen door een verruiming van de zorgregeling. De vrouw heeft moeite met het feit dat een leerkracht van de minderjarige – die de minderjarige pas twee maanden in de klas had – een diagnose over de minderjarige heeft weten te stellen. Voorts heeft de vrouw moeite met het feit dat de rechtbank een beslissing over de vervangende toestemming heeft genomen zonder advies aan de Raad voor de Kinderbescherming te vragen terwijl er wel advies ten aanzien van de zorgregeling aan de raad is verzocht.
5. De man stelt dat de vrouw de noodzaak tot een verhuizing naar [plaats] niet aannemelijk heeft gemaakt. De man is van mening dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in [naam plaats] of [naam plaats] geen geschikte woning zou kunnen vinden. Volgens de man moet het voor de vrouw mogelijk zijn om haar huidige woning te blijven bewonen als zij meer gaat werken. De man stelt dat uit niets blijkt dat de vrouw de mogelijkheden heeft onderzocht om een geschikte woning in het westen te vinden. Volgens hem wilde de vrouw aanvankelijk naar Brabant verhuizen omdat de vrouw ook daar een uitgebreid sociaal vangnet verwachtte. Wat de man betreft staat centraal dat de minderjarige behoefte heeft aan de man die er werkelijk voor hem is. De vrouw redeneert volgens hem naar een gewenste verhuizing toe zonder de noodzaak aan te tonen. De man stelt dat de minderjarige op zijn huidige school goed wordt begeleid en dat zijn leerkracht en de deskundige op school zeer wel in staat zijn de minderjarige te observeren en waar nodig bij te sturen dan wel deskundige hulp in te roepen. De raad heeft rapport uitgebracht en daarin komt naar voren dat niet zozeer de (para)medische toestand van de minderjarige maar de strijd tussen de ouders en het daarmee samenhangend loyaliteitsconflict bij de minderjarige de oorzaak zijn van de zorgen over zijn ontwikkeling. Als er geen communicatie op basis van wederzijds respect en vertrouwen mogelijk is, zal een verhuizing de situatie alleen maar verergeren. Terecht heeft de rechtbank geconstateerd dat de gestelde sterke verbondenheid met de regio [naam provincie] gerelativeerd dient te worden, mede gelet op het door de vrouw ter zitting gestelde. De vrouw is niet geworteld in [naam provincie] maar in de Randstad. De vrouw heeft haar zinnen gezet op (de omgeving van) [plaats] en lijkt de nadelen, met name voor de minderjarige, en de risico’s van onder meer tijdelijke detachering en kansen op teleurstelling uit het oog te verliezen. Zelfs als de voorzieningen voor de minderjarige in [plaats] beter geregeld zouden zijn dan in [naam plaats] dan weegt dat nog niet op tegen het kernbelang van de minderjarige op onverminderd contact met zijn man in een vertrouwde omgeving. Naarmate de minderjarige ouder wordt zal een zorgregeling steeds moeilijker worden. Een “agrarische” opvang die gespecialiseerd is in kinderen met het KISS-syndroom heeft de man niet kunnen vinden.
6. Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting acht het hof het aannemelijk dat de vrouw zich qua woon- en werksituatie in de huidige omgeving in een lastig parket bevindt. Door het wegvallen van alimentatie kan de vrouw haar huidige huurlasten niet langer dragen zodat zij sowieso moet verhuizen. Zij zal, gelet op de lange wachtlijsten, niet direct in aanmerking komen voor een sociale huurwoning. Voorts geeft de op handen zijnde reorganisatie bij haar werkgever onzekerheid. Uit de door de vrouw in het geding gebrachte stukken blijkt dat de vrouw in [plaats] uitzicht heeft op een woning en een baan en dat zij voor de minderjarige, mede gezien zijn problematiek, een specialistische school, naschoolse opvang, zwemles en gym heeft geregeld. Het hof weegt voorts mee dat de vrouw in beginsel de vrijheid toekomt haar leven opnieuw en naar eigen inzicht in te richten.
7. Niettemin is het hof van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist en neemt deze gronden over. Gelet op de gedeelde zorg voor de minderjarige en derhalve de betrokkenheid van de man bij de zorg en opvoeding van de minderjarige, die extra aandacht behoeft in verband met zijn problematiek is het hof van oordeel dat de belangen van de minderjarige onaanvaardbaar worden geschaad bij de voorgenomen verhuizing. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de vrouw geen relevante historische binding heeft met [plaats] of omgeving en het belang van de minderjarige met zich brengt dat de man zijn rol als opvoeder van dichtbij kan blijven continueren om een evenwichtige opvoeding van de minderjarige voor zover mogelijk te waarborgen. Het hof ziet niet in dat de vrouw niet in staat zal zijn haar leven in de vertrouwde omgeving in het westen van het land vorm te geven. Het enkele inrichten van een nieuw leven in een nieuwe omgeving doet teveel afbreuk aan de belangen van de man gezien zijn betrokkenheid bij de opvoeding en de belangen van de minderjarige om die betrokkenheid in de toekomst te waarborgen. Partijen zijn weliswaar niet in staat optimaal naar elkaar te functioneren in het belang van de minderjarige maar deze omstandigheid maakt een en ander niet anders.
Zorgregeling en vervangende toestemming
8. Gelet op het bovenstaande behoeft de zorgregeling en hetgeen de vrouw overigens heeft verzocht, te weten de vervangende toestemming voor plaatsing op een school en buitenschoolse opvang in [plaats] geen bespreking meer.
9. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de vervangende toestemming zijn afgewezen.
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.F.A. Husson, I. Obbink-Reijngoud en R.G. Kok, bijgestaan door A.J. Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2016.