ECLI:NL:GHDHA:2016:2473

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
26 augustus 2016
Zaaknummer
22-000414-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor woninginbraken en jeugddetentie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor meerdere woninginbraken. De verdachte, geboren in 1997 in Marokko, heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan een reeks woninginbraken in Rotterdam, waarbij waardevolle goederen zijn weggenomen. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot 18 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf herzien en de verdachte veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie, met een bijkomende maatregel van 12 maanden onder toezicht van de jeugdreclassering, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de recidivekans van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen en heeft aanzienlijke overlast en schade veroorzaakt. Het hof heeft ook rapportages van gedragsdeskundigen en de Raad voor de Kinderbescherming in zijn beslissing betrokken, waarbij de problematiek van de verdachte en de noodzaak van begeleiding en behandeling zijn benadrukt. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor materiële schade.

Uitspraak

PROMIS

Rolnummer: 22-000414-16
Parketnummers: 10-740008-15, 10-651013-14 (TUL) en
10-652374-12 (TUL)
Datum uitspraak: 13 juli 2016
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vo[medeverdachte 4]is van de rechtbank Rotterdam van 14 januari 2016 en de van dat vo[medeverdachte 4]is deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortejaar] 1997,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 juni 2016.
Het hof heeft ke[medeverdachte 4]isgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en 9 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5 primair, 6, 7, 8 en 9 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest en met de bijzondere voorwaarden als nader in het vo[medeverdachte 4]is waarvan beroep omschreven. Voorts is omtrent de vordering van de benadeelde partij en de vorderingen tot tentuitvoerlegging beslist als nader vermeld in het vo[medeverdachte 4]is waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vo[medeverdachte 4]is hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:

1.CATSOP

hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2015 tot en met 07 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op/aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag en/of een zilveren tientje, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/ hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou ku[medeverdachte 4]en leiden:
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2015 tot en met 07 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning, gelegen [adres] en in gebruik bij [benadeelde partij 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s) wederrechtelijk is bi[medeverdachte 4]engedrongen;

2.DRIMMELEN

hij in of omstreeks de periode van 06 juni 2015 tot en met 07 juni 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op/aan de [adres] heeft weggenomen één of meer laptop(s) en/of mobiele telefoon(s), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

3.DONGEN

hij in de periode van 03 april 2015 tot en met 04 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op/aan [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid kleding en/of sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

4.AMMERZODEN

hij in of omstreeks de periode van 24 december 2014 tot en met 25 december 2014 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op/aan [adres] heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid kleding en/of sieraden en/of één of meer spelcomputer(s) en/of laptop(s) en/of tablet(s) en/of computerspel(len) en/of headset(s) en/of controller(s) en/of een televisie en/of een printer en/of een multimediaset en/of een portemo[medeverdachte 4]ee en/of identiteitspapieren en/of een telefoon en/of een dockingstation en/of geld, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

5.DODEWAARD

hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op/aan [adres] heeft weggenomen een geldbedrag van 13.000 euro en/of een ketting en/of een ring (beide van het merk Rolex) en/of een horloge (merk Armani), in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou ku[medeverdachte 4]en leiden:
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen op/aan [adres] en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededaderes), althans alleen, een raam van de woning heeft geforceerd en/of (vervolgens de woning is ingeklommen/heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

6.DAMSWOUDE

hij op of omstreeks 18 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op/aan [adres] heeft weggenomen een laptop en/of een Ipad en/of een gouden ketting en/of een gouden armband en/of één of meer (gouden) ring(en) en/of horloge(s) en/of een geldbedrag van 1000 euro en/of één of meer Playstation controller(s), in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.BLOKHUIZEN
hij op of omstreeks 28 maart 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op/aan [adres] heeft weggenomen een bankbiljet van 50 euro en/of een ING bankpas, op naam gesteld van [benadeelde partij 8], in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

8.DEDEMSVAART

hij op of omstreeks 25 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op/aan [adres] heeft weggenomen een ring en/of een spaarvarken/-pot, gevuld met geld (totaal ongeveer 283 euro) en/of horloge, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 10], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heef/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

9.DENEKAMP

hij op of omstreeks 2 mei 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op/aan [adres] heeft weggenomen een laptop en/of één of meer horloge(s) (merken Breitling, Armani, Michael Kors, Fossil) en/of sieraden en/of foto-apparatuur (merk Canon) en/of kleding en/of een telefoon (Samsung Galaxy S5) en één of meer autosleutel(s) (merken BMW en Audi), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 11], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 02 mei 2015 tot en met 22 juni 2015 te Rotterdam, (een) goed(eren), te weten twee, althans één, autosleutel(s) (behorende bij een BMW met chassisnummer [x] en/of een Audi A7 met VIN-nummer [x]), heeft verworven en/of heeft voorhanden gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4, 5 subsidiair, 6, 7, 8 en 9 subsidiair bewezen zal worden verklaard, en dat de verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden van, kort gezegd, toezicht door de Stichting Reclassering Nederland, het volgen van trajecten Topzorg, Nieuwe Kans en andere projecten die passend worden geacht, alsmede een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3].
Het vo[medeverdachte 4]is waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de oplegging van de straf, de maatregel en de motivering daarvan en de vordering van de benadeelde partij. In dat opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vo[medeverdachte 4]is, met dien verstande dat het hof daarin de hierna te vermelden aanvulling van de bewijsmiddelen aanbrengt.
Aanvulling van de bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1
1.16
Uitgewerkt tapgesprek van 7 april 2015, tijdstip 19:34:43 van [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 4] (pagina 140 van de doorgenummerde bijlagen van zaaks-dossier Catsop)
Beller: [x]
[medeverdachte 4]: die boys zijn geklaard
[medeverdachte 2]: Wie
[medeverdachte 4]: [naam]en [medeverdachte 3]
[medeverdachte 2]: Voor wat
[medeverdachte 4]: voor die stash house van jullie
[MEDEVERDACHTE 2]: He
[medeverdachte 4]: stash osso van jullie.
Ten aanzien van feit 5
Bij bewijsmiddel 5.5:
tapgesprek 14/05/2015 te 23:18:09
Beller: [x][medeverdachte 2] gebelde: 3[x] [medeverdachte 4] (p. 022)
[medeverdachte 2] belt uit naar [medeverdachte 4]9071
[medeverdachte 2]: ga eens kijken hoe en wat daar is en bel mij gelijk dan ja
[medeverdachte 4]9071: waarom moeten wij altijd die risico nemen
[medeverdachte 2]: Nee ga alleen checken hoe en wat daar is, kijk of er scotu is, je weet maar nooit.
Aanvulling van tapgesprek 15/05/2015 te 0:02:07, tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] (p. 026):
[MEDEVERDACHTE 4]: waar ben je man?
[medeverdachte 2]: Buiten, man. Wat is de torrie?
[MEDEVERDACHTE 4]: Waar is [naam]?
[medeverdachte 2]: Osso, waarom?
[MEDEVERDACHTE 4]: Nee, zijn telefoon staat uit, Daarom. Ik dacht hij is…
Aanvulling van tapgesprek 15/05/2015 te 18:46:31, tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] (p. 027):
(…)
[medeverdachte 2]: Kijk gewoon daar.
[medeverdachte 5]: Ja, ik ben daar gaan kijken er is daar niks.
[medeverdachte 2]: Er is wel. Ik heb net gekeken.
[medeverdachte 5]: Oke, saf (is goed)
Ten aanzien van feit 7
7.4
Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 29 maart
2015 van de politie Eenheid Rotterdam, met nr. PL1700-
2015116826-27. Dit proces-verbaal houdt onder meer in
– zakelijk weergegeven - (blz. 19 e.v. van het
doorgenummerde Zaaksdossier Blokhuizen):
als de op 29 maart 2015 afgelegde verklaring van [getuige]:
Ik ben gisterenavond getuige geweest van een inbraak in een woning aan de [adres] te Rotterdam.
Ik zag een groepje Marokkaanse jongens op het Driehoeksplein staan. Ik zag dat twee van deze jongens wegliepen in de richting van de lage beplanting aan de kant Bruynstraat. Ik zag dat een van de jongens eerst om zich heen keek en vervolgens iets vanuit de bosjes pakte. Ik zag dat wat de jongen pakte, iets wits was. Ik zag dat hij dit aan zijn handen trok.
Ik zag dat er bij de van [adres], vanaf de [x] gezien de derde deur een jongen voor de deur stond. Ik zag dat deze jongen in het donker gekleed was en een capuchon over zijn hoofd droeg. Naast de deur zit een kozijn. Ik zag dat
de jongen door dit kozijn de woning binnen ging.
Een paar minuten later zag ik vijf jongens vanuit de glazen portiek van de woningen aan de van [x], naar buiten komen rennen. Ik zag dat deze jongens allemaal een capuchon droegen. Ik zag dat op dat moment ook de politie, twee agenten, rennend vanuit de [x] inkwam. Ik zag dat twee jongens gewoon op hun gemak wegliepen. Dit waren twee jongens die eerder op de uitkijk stonden bij de tafeltennistafel aan de zijde van de [x]. Deze jongens werden later ook door de politie aangehouden op de [x].
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 7:
Een proces-verbaal verbaal [verdachte] bijnaam [naam]
d.d. 31 maart 2015 van de districtsrecherche Rotterdam-
Stad, met nr. 201451P5895. Dit proces-verbaal houdt onder meer in – zakelijk weergegeven - (blz. 4 e.v. map persoonsdossiers) als relaas van verb[verdachte]sant [verb[verdachte]sant]:
Bij de aanhouding was de verdachte [medeverdachte 1] in het bezit van twee mobiele telefoons voorzien van het imeinummer [x] en [x]. Uit eerder onderzoek is gebleken dat het imeinummer [x] in gebruik is bij [medeverdachte 2].
In beide mobiele telefoons werd een onderzoek ingesteld. Uit het onderzoek in de mobiele telefoon voorzien van het imeinummer [x] is het volgende gebleken.
In de voornoemde mobiele telefoon stonden meerdere contacten. Een van deze contacten bleek te zijn genaamd [verdachte]. [verdachte] stond aan het telefoonnummer [x] gekoppeld.
Gezien het feit dat de gebruiker van het imeinummer [x] [verdachte] is en uit de uitgewerkte tapgesprekken is gebleken dat [verdachte] gebruik maakt van het telefoonnummer [x] is het aannemelijk dat [verdachte] de bijnaam van [verdachte] is.
Ten aanzien van feit 8
8.7
Het proces-verbaal van politie met documentnummer 1504282312.T05, onderzoek 17D04, van het doorgenummerde zaaksdossier Dedemsvaart. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven – (blz. 45):
Als het uitgewerkte tapgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1]
[medeverdachte 1]: (…) heb jij daar koetje?
(…)
[VERDACHTE] Bij die brug heb je plantenbakken, bij die osso’s van die vierkanten bakken. Daar ligt ie. Daar hebben we hem gezet.
Ten aanzien van feit 9
Aanvulling van bewijsmiddel
9.2:
Op 2 mei 2015 te 23:50:20 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] 9122 (p. 011).
[medeverdachte 2]: ik ben binnen.
Op 3 mei 2015 te 0:01:12 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4 ]9122 (p. 012).
[medeverdachte 2]: He kunnen we naar buiten via voor ja of nee.
[medeverdachte 4]9122: ja jullie kunnen.
Op 3 mei 2015 te 0:14:14 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2]
(p. 014).
[medeverdachte 2]: Kijk uit raam of er scotoe is buiten. Ik heb hier een bagga vol.
Opmerking verbalisant: scotoe is straattaal voor politie. Bagga is straattaal voor tas.
Op 3 mei 2015 te 0:24:19 vindt er een gesprek plaats tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (p. 014).
[medeverdachte 2]: wat is die torrie.
(…)
[medeverdachte 2]: alleen maar watches quart maar ik hoop dat ze orgi zijn..
Op 3 mei om 0:56:46 uur vindt er een gesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] (p. 015).
[medeverdachte 2]: waar ben je?
[verdachte]: thuis man jij?
[medeverdachte 2]: die ring is bij jou toch?
[verdachte]: Ja
Het hof brengt voorts de volgende verbetering in de bewijsmiddelen aan:
Ter vervanging van bewijsmiddel 1.12 bezigt het hof, nu het onderhavige bewijsmiddel zich thans niet (meer) in het dossier bevindt, als bewijsmiddel het tapgesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], op pagina 45 e.v. van het proces-verbaal van bevindingen OVC, met als vindplaats ‘onderzoek OVC bijlagenindex’, met documentcode 1507291331.AMB, onderzoek 17D04 Ammerzoden/RT2R015020, pagina 23-78. De gespreksinhoud als vermeld op pagina 35 en 36 van het vonnis neemt het hof integraal over.
Bij bewijsmiddel 3.4 moet in de aanhef in plaats van ‘pagina 22 en verder’ worden gelezen: pagina 23 en verder.
Het vonnis waarvan beroep dient gelet op het bovenstaande - behoudens voor zover het wordt vernietigd - onder aanvulling en verbetering van gronden te worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een langere periode in vrijwel alle gevallen met anderen, schuldig gemaakt aan een flink aantal woninginbraken. Bij deze woninginbraken zijn waardevolle en persoonlijke goederen weggenomen van de slachtoffers, zoals sieraden, kleding, computers, telefoons en geld. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van de aangevers en hun persoonlijke levenssfeer. Daarnaast heeft hij voor de betrokkenen overlast en financiële schade veroorzaakt. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als het onderhavige in de regel nog geruime tijd last hebben van een inbraak op een plaats die bij uitstek veilig zou moeten zijn, namelijk de eigen woning.
Feiten als het onderhavige brengen in de regel heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk door samen met mededaders de woning van een ander als een “stash ruimte” te gebruiken. Hierdoor is de persoonlijke levenssfeer van de bewoner in ernstige mate geschonden.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling, welk misdrijf het plegen van diefstallen en inbraken lucratief maakt en een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand houdt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 juni 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. De verdachte liep ten tijde van de bewezen verklaarde feiten in twee proeftijden. Dat alles heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Rapportages
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de navolgende rapportages ten aanzien van de persoon van de verdachte:
  • Het Psychologisch Pro Justitia Rapport, opgesteld en ondertekend door E. Vlieg, gezondheidszorg-psycholoog/orthopedagoog, d.d. 12 december 2015;
  • Het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, opgesteld door K. van Noort, raadsonderzoeker, d.d. 23 juni 2016;
  • Het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, opgesteld door C.V. van Oosten, raadsonderzoeker, d.d. 14 december 2015.
In deze rapportages komt onder meer – zakelijk weergegeven - het navolgende naar voren:
Pro Justitia rapportage d.d. 12 december 2015, opgesteld en ondertekend door E. Vlieg, gezondheidszorgpsycholoog/
orthopedagoog
De verdachte kan worden gezien als een deels weigerende verdachte. De rapporteur heeft te kennen gegeven amper zicht te hebben kunnen krijgen in de mogelijke beweegredenen, gevoelens en gedachten die bij de verdachte speelden tijdens de periode waarin het ten laste gelegde zich heeft afgespeeld.
De verdachte heeft een matige gedragsstoornis, die ontstaan is in de adolescentieperiode. In zijn geval wordt de stoornis gekenmerkt door een patroon van grensoverschrijdend gedrag, waaronder gedragsproblemen, problemen met gezag en schoolverzuim, alsmede delictgedrag en daarbij dan vooral vermogensdelicten. Inherent hieraan is volgens de deskundige normvervaging en het vermoeden bestaat bij de rapporteur dat sprake is van een lacunaire gewetensontwikkeling. Dit was volgens de deskundige ook het geval ten tijde van ten laste gelegde. Er is sprake van een verklarend verband tussen de stoornis en het delict. De rapporteur onthoudt zich echter van uitspraken die betrekking hebben op het ten laste gelegde in concrete zin, en omtrent de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Aan de hand van de risicoanalyse zijn er verschillende risicofactoren bij de verdachte aan het licht gekomen, waaronder als belangrijkste eerder delictgedrag, onvoldoende toezicht door ouders en geringe schoolprestaties. Daarnaast is sprake van een tekort aan empathie en berouw en weinig meewerken aan interventies. Ook zijn er antisociale trekken bij de verdachte te onderscheiden en hij trekt (vermoedelijk) op met delinquente jongvolwassenen. Anderzijds zijn er beschermende factoren waaronder steun van het thuisfront, een gemiddelde intelligentie en het ontbreken van middelengebruik.
Bij bewezenverklaring wordt door de deskundige geadviseerd een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna ook: GBM) als juridisch kader in overweging te nemen, met als achterliggende gedachte dat een voorwaardelijke straf naar inzicht van de rapporteur bij de verdachte te weinig gewicht in de schaal legt. De verdachte lijkt gevoelig voor de mogelijke consequenties voor de GBM, uit angst voor een hernieuwde detentie. Naar de inschatting van de rapporteur zal een GBM een afdoend extern structurerend effect op de verdachte hebben. Een andere, niet onbelangrijke, overweging hierbij is het geringe normbesef bij verdachte, waar het vermogensdelicten betreft en zijn hardnekkige denkpatroon daaromtrent.
Het programma van de GBM zou volgens de deskundige moeten bestaan uit twee pijlers, te weten een combinatie van externe structurering en intrinsieke ambulante behandeling.
Geadviseerd wordt het huidige traject ITB-HK te continueren, met dien verstande dat het voor de verdachte uitermate belangrijk is dat hij gaandeweg zijn vrijheid ‘terug kan verdienen’. Als ambulant hulpaanbod lijkt het behandelprogramma ‘Topzorg’ van De Waag goed aan te sluiten bij de verdachte. Belangrijke aandachtspunten bij zijn behandeling zijn dan een beter inzicht verkrijgen in risicovolle situaties en deze uit de weg leren gaan. Specifieke aandacht moet worden gericht op de normvervaging die bij verdachte zichtbaar is en zijn vervormde cognities op dit gebied.
Rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 23 juni 2016, opgesteld door K. van Noort, raadsonderzoeker.
Uit contact met de jeugdreclassering komt naar voren dat er nog steeds zorgen zijn over het functioneren van de verdachte. Eerdere aanpakken om recidive te voorkomen, werkten bij de verdachte tot nu toe onvoldoende. Zo hield hij zich bijvoorbeeld niet aan de afspraken die in het
kader van de Harde Kern Aanpak waren gemaakt en hij onttrok zich al snel weer aan het gezag van zijn ouders. De jeugdreclasseerder heeft in het onderhavige onderzoek twijfels geuit over de haalbaarheid van de aan de verdachte opgelegde Topzorg, dit omdat bij Topzorg veel verwacht van de jeugdige en het gezinssysteem. De verdachte wil het gezin er echter buiten houden. De jeugdreclassering is van mening dat de eerder geadviseerde TACT nog steeds passend lijkt te zijn, tenzij de verdachte alsnog zal meewerken aan Topzorg of
als er binnen de JJI reeds een soortgelijke training zou worden aangeboden. De jeugdreclasseerder is daarnaast van mening dat de verdachte nog de nodige sturing nodig heeft, omdat die vanuit het netwerk onvoldoende wordt geboden.
Hoewel de verdachte nergens aan mee lijkt te (willen) werken, vindt de Raad het belangrijk dat er toch op wordt ingezet dat hij vaardigheden leert, die hem kunnen helpen
om uit probleemsituaties te blijven en die hem helpen om herhaling van strafbaar gedrag te voorkomen. Tot nu toe heeft niets wat hierop was gericht van de grond kunnen komen, waardoor er feitelijk nog nauwelijks iets is veranderd. Ook vindt de Raad het belangrijk dat de verdachte voorlopig nog begeleid wordt, vooral met
betrekking tot zijn schoolgang, werk, vrijetijdsbesteding en omgang met vrienden. Om te voorkomen dat de verdachte, zodra hij vrijkomt, al snel weer in herhaling valt voor wat betreft delictgedrag, is het belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan zaken als gezag van volwassenen accepteren, alsook het adequaat uiten van zijn emoties, boosheid en teleurstelling in het bijzonder. Verder is het belangrijk dat de verdachte deel kan nemen aan een passende opleiding, gelet op de
hiaten in zijn schoolgang, die mede samenhangen met de (achteraf onjuist gebleken) veronderstelling dat bij de verdachte sprake was van een licht verstandelijke
beperking, waardoor hij langdurig is onderschat en niet op zijn plaats was binnen het praktijkonderwijs dat hij volgde. De indruk bestaat dat dit mede de gedragsproblemen van de verdachte op school in de hand heeft gewerkt, dan wel heeft versterkt.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming houdt in dat aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd wordt, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van zijn voorarrest, met als bijzondere voorwaarden:
- dat hij zich gedurende de proeftijd en op door William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zijn medewerking verleent aan het behandel/ begeleidingstraject vanuit de Waag, gedurende een bepaalde termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd;
- zijn medewerking verleent aan begeleidingstraject vanuit de Jeugdreclassering, Harde Kern Aanpak (HKA),
- onderwijs volgt zodra hij niet meer in detentie verblijft;
- geen actief contact zoekt met de medeverdachten;
Hierbij dient de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, afdeling Jeugdreclassering, de opdracht te worden gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming, d.d. 14 december 2015, opgesteld door C.V. van Oosten, raadsonderzoeker.
In deze eerder opgestelde rapportage komt de raad bij de afweging van het strafadvies tot de conclusie dat de verdachte aan alle criteria voldoet om een GBM te adviseren. Het gaat bij de verdachte dan ook om zware problematiek. Een tweesporenbeleid met Nieuwe Kans en HKA-traject op de korte termijn en Topzorg voor de lange termijn lijkt een goede combinatie te zijn voor de verdachte. De raad adviseert daartoe echter niet, nu draagvlak bij de verdachte voor een GBM ontbreekt en dit naar het oordeel van de raad essentieel is voor het slagen van de maatregel.
Door N.H. Peroti, medewerkster van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, is ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat naar haar inzicht de HKA niet haalbaar moet worden geacht, nu daar veel discipline voor nodig is en medewerking nodig is van het thuisfront. Begeleiding middels Topzorg acht zij wel haalbaar. Peroti heeft voorts naar voren gebracht dat hoewel de verdachte bekend staat als een manipulatieve jongen, er tevens sprake is van een kwetsbare kant waardoor begeleiding door haar organisatie, ondanks dat verdachte niet direct de doelgroep is, passender wordt geacht.
Conclusie van het hof
Met inachtneming van de beschouwingen, de conclusies en de adviezen van de (gedrags)deskundigen is het hof van oordeel dat ten aanzien van de ontwikkeling van de verdachte nog steeds sprake is van een zorgelijke situatie.
Anders dan de raad is het hof van oordeel dat de ernst van het bewezen verklaarde, mede bezien in het licht van verdachtes documentatie, aanleiding geeft tot het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel, welke maatregel door het hof, ondanks de kennelijke weigerachtigheid van de verdachte, gelet op de problematiek van de verdachte en het recidiverisico, ook in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte wordt geacht. Ten aanzien van het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming dat van de maatregel - hoewel passend - hier zou moeten worden afgezien, omdat daarvoor geen draagvlak aanwezig is bij de verdachte, overweegt het hof dat om de veroordeelde aan te sporen het programma van de maatregel te volbrengen naast de vervangende jeugddetentie de maatregel, ingeval het een veroordeling betreft - zoals hier - voor strafbare feiten gepleegd ná 1 april 2014, is toegerust met de zogenaamde time-out regeling, die de veroordeelde tot tweemaal toe de gelegenheid geeft bij een niet naar behoren volgen van het programma van de maatregel om na een tijdelijke opneming in een justitiële jeugdinrichting weer opnieuw aan te vangen.
Aan de wettelijke voorwaarden van artikel 77w van het Wetboek van Strafrecht is – gelet op de bewezenverklaringen en de beschouwingen, conclusies en adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de (gedrags)deskundigen voldaan.
Het hof zal de verdachte - naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur – derhalve ook een gedragsbeïnvloedende maatregel opleggen, die zal bestaan uit het zich onder behandeling laten stellen in het kader van Topzorg en het deelnemen aan het project Nieuwe Kans en het opvolgen van de aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland.
Het hof zal de maatregel voorts dadelijk uitvoerbaar verklaren, gelet op het belang van de verdachte dat hij zo snel mogelijk kan worden behandeld in het kader van deze maatregel.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde. Uit het proces-verbaal van de zitting van 15 december 2015 begrijpt het hof dat de benadeelde partij een herstelvordering heeft ingediend, ten gevolge waarvan het gevorderde bedrag is gewijzigd in een bedrag ter hoogte van € 13.136,75, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het hof heeft van deze herstelvordering geen stukken aangetroffen in het dossier.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 421,37, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist, in die zin, dat door de raadsman vrijspraak is bepleit.
Gelet op het ontbreken van stukken ten aanzien van de herstelvordering van de benadeelde partij, komt het hof tot de volgende conclusie.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 375,20 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, nu behandeling van de vordering van de benadeelde partij – voor zover het hof over stukken beschikt – naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 375,20 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Kosten
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77w, 77wc, 77aa, 77gg, 138, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vo[medeverdachte 4]is waarvan beroep ten aanzien van de straf, de motivering van de straf en de beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt aan de verdachte op de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de maatregel zal bestaan uit:
  • het zich onder behandeling laten stellen in het kader van Topzorg vanuit De Waag dan wel een soortgelijke instelling;
  • het deelnemen en het zich houden aan het programma van het project Nieuwe Kans;
  • het opvolgen van de aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat vervangende
jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat, dadelijk uitvoerbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 375,20 (driehonderdvijfenzeventig euro en twintig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 375,20 (driehonderdvijfenzeventig euro en twintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 (zeven) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels, mr. G. Knobbout en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. M. Simpelaar.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 juli 2016.
mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.