ECLI:NL:GHDHA:2016:2468
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- A.A. Schuering
- TH.P.L. Bot
- D. Jalink
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis in hoger beroep betreffende diefstal van een fiets met procesrechtelijke overwegingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1993, was beschuldigd van diefstal van een fiets op 4 augustus 2014 te Rotterdam. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 150,-, subsidiair 3 dagen hechtenis, met een proeftijd van 1 jaar. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.
Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging zou moeten worden verklaard, omdat de verbalisanten zonder overleg met de verdediging een aanvullend proces-verbaal hadden opgemaakt. Het hof oordeelde echter dat het Openbaar Ministerie bevoegd was om nader onderzoek te laten doen en dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht om de verbalisanten als getuigen te horen, maar het hof wees dit verzoek af. Het hof oordeelde dat de verklaringen in het aanvullend proces-verbaal niet wezenlijk verschilden van de eerdere verklaringen en dat er geen grond was voor het horen van de verbalisanten. Ook het verweer dat de verbalisanten onrechtmatig de woning van de verdachte waren binnengetreden, werd verworpen. Het hof concludeerde dat het enkel plaatsen van een voet tegen de voordeur niet kon worden aangemerkt als binnentreden.
Uiteindelijk bevestigde het hof het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de aangebrachte aanvullingen op de gronden. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken in openbare terechtzitting.