ECLI:NL:GHDHA:2016:2464

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
26 augustus 2016
Zaaknummer
22-005684-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen tijdens nieuwjaarsnacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen. De feiten vonden plaats in de nacht van 31 december 2013 op 1 januari 2014 te 's-Gravenhage, waar de verdachte samen met medeverdachten een confrontatie zocht met de familie [X]. Tijdens deze confrontatie zijn meerdere leden van de familie [X] slachtoffer geworden van geweld, waarbij zij letsel hebben opgelopen. De verdachte heeft ook een auto beschadigd door vuurwerk af te steken en een beveiligingscamera vernield. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde geweld, vooral gezien de impact op de slachtoffers en de onveiligheid die het heeft veroorzaakt in hun woonomgeving. Het hof heeft ook de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen behandeld, waarbij een deel van de vorderingen is toegewezen.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-005684-14
Parketnummer: 09-817203-14
Datum uitspraak: 26 juli 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 17 december 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1986,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 4 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 01 januari 2014 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres] (ter hoogte van nr. 29), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6], welk geweld bestond uit het:
- meermalen, althans eenmaal, slaan/stompen tegen de slaap, althans het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij 1] en/of
- aan de haren trekken en/of over de grond trekken/slepen van die [benadeelde partij 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan/stompen tegen de slaap, althans het hoofd, van die [benadeelde partij 2] en/of
- op de grond gooien en/of aan de haren trekken van die [benadeelde partij 2] en/of
- duwen van het hoofd van die [benadeelde partij 2] tegen een hek en/of - dichtknijpen van de keel en/of dichtgeknepen houden van de keel van die [benadeelde partij 2] en/of
- roepen: "Iemand moet dood vandaag" en/of "een van hen moet dood" en/of "ze krijgt geen lucht meer, druk door, druk door" althans woorden van soortgelijke (ophitsende en/of dreigende) aard of strekking en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan/stompen tegen de slaap en/of in het gezicht, althans het hoofd, en/of lichaam van die [benadeelde partij 3] en/of
- meermalen, althans eenmaal, schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde partij 3] en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan/stompen tegen de slaap, althans het hoofd en/of lichaam van die [benadeelde partij 4] en/of
- aan de haren trekken van die [benadeelde partij 4] en/of
- schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde partij 4] en/of
- ( op de grond ) duwen van die [benadeelde partij 6] en/of
- meermalen, althans eenmaal, schoppen in de buik, althans het lichaam van die [benadeelde partij 5] en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan/stompen tegen de slaap, althans het hoofd, van die [benadeelde partij 5];
2:
hij op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 31 december 2013 tot en met 01 januari 2014 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een auto (Kia Picanto, toebehorend aan [benadeelde partij 7]), welk geweld bestond uit het afsteken van een duizendklapper, althans vuurwerk, onder en/of rondom voornoemde auto, waarbij voornoemde auto is vernield/beschadigd is geraakt;
3:
hij in of omstreeks de periode van 31 december 2013 tot en met 01 januari 2014 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een beveiligingscamera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk die camera van de gevel van de woning te trekken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee grotendeels, doch niet geheel verenigt.
(Bewijs)overwegingen [1]
Inleiding
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag dienen.
Feiten 1 en 2
In de nacht van 31 december 2013 op 1 januari 2014 heeft voor de voortuin van de woning van de familie [X] aan de [adres] te Den Haag een confrontatie plaatsgevonden tussen enerzijds de verdachte en zijn medeverdachten, te weten [medeverdachte 1] (buurman van de familie [X] en vader van de verdachte), [medeverdachte 2] (broer van de verdachte) en [medeverdachte 3] en anderzijds de familie [X], bestaande uit een vader, moeder, drie dochters en een zoon. [2]
Voorts is in de nacht van 31 december 2013 op 1 januari 2014 een auto (een Kia Picanto), toebehorend aan [benadeelde partij 7], beschadigd. De auto bevond zich op de openbare weg, [adres] te Den Haag. [3]
Het hof ziet zich ten aanzien van deze feiten voor de vraag gesteld of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen.
Feit 3
In de nacht van 31 december 2013 op 1 januari 2014 heeft de verdachte een beveiligingscamera, toebehorend aan [benadeelde partij 7], van de gevel van de woning van [benadeelde partij 7] te Den Haag getrokken, zoals hijzelf – ook ter terechtzitting in hoger beroep [4] – heeft bekend. [5]
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen opzet heeft gehad op de geweldpleging, maar dat hij betrokken is geraakt bij het gevecht door een aanval van de zijde van de familie [X] waartegen de verdachte zich moest verdedigen.
Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte is wellicht in de buurt van de auto geweest, maar hij heeft feitelijk niets gedaan wat gezien kan worden als een bijdrage van voldoende gewicht om voor medepleger door te gaan bij dit feit. Voorts acht de verdediging de getuigenverklaringen onbetrouwbaar.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 3 gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 1
Betrouwbaarheid verklaringen
Het hof acht de door de aangevers gegeven verklaringen dat de verdachte en zijn medeverdachten de tuin van de familie [X] in zijn gekomen en dat de geweldshandelingen zich daar hebben afgespeeld aannemelijk. Deze verklaringen vinden steun in verklaringen bij de politie en/of de rechter-commissaris van de verdachte en de medeverdachten [6] en (zie hierna) in de verklaringen van hun partners.
Ook acht het hof aannemelijk dat, zoals door aangevers eensluidend is verklaard, het de verdachte en de medeverdachten zijn geweest die leden van de familie [X] hebben aangevallen. Deze verklaringen van aangevers vinden steun in de omstandigheid dat het incident in de voortuin van de familie [X] heeft plaatsgevonden, welke tuin wordt begrensd door een hek(je). Voorts vinden de verklaringen van de aangevers steun in het divers en ook fors letsel dat door verschillende leden van de familie [X] is opgelopen en welke letsels nog dezelfde dag zijn vastgesteld door een arts. [7] Tenslotte acht het hof hier van belang dat een van de dochters nog tijdens het incident 112 heeft gebeld [8] , hetgeen een aanwijzing is dat juist de familie [X] is aangevallen en bedreigd.
Het hof acht het door de verdachte (en de medeverdachten) geschetste scenario – te weten dat de familie [X] hen heeft aangevallen en zij zich louter hebben verdedigd en geprobeerd hebben het incident te sussen – onaannemelijk.
De verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten, voorover al afgelegd bij de politie en in eerste aanleg, verschillen onderling en vinden geen steun in het dossier. Hetgeen door de verdachte (en zijn medeverdachten)vervolgens ter terechtzitting
in hoger beroepis verklaard heeft daar geen verandering in gebracht.
Daar waar de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten gelijkluidend zijn – zoals de verklaring in hoger beroep van de verdachte (en de medeverdachten) dat het incident zich niet in de voortuin, maar op de stoep voor de woning van de familie [X] heeft afgespeeld – vinden deze geen steun in de overige stukken van het dossier, waaronder na te noemen getuigenverklaringen. Zoals hiervoor geschetst, hebben niet alleen de leden van de familie [X] verklaard dat het incident in de voortuin heeft plaatsgevonden, maar dit is tevens verklaard door getuigen aan de kant van de verdediging, zoals [getuige 1] [9] , de vriendin van de medeverdachte [medeverdachte 3], en [getuige 2] [10] , de (ex-)vriendin van de verdachte.
Voorts is niet aannemelijk (geworden) dat leden van de familie [X], bestaande uit een vader, moeder, drie dochters en een zoontje van tien jaar oud, vier volwassen mannen hebben aangevallen.
Zoals reeds overwogen heeft het voorval zich afgespeeld in de voortuin van de aangevers, hetgeen met het door de verdachte en de medeverdachten geschetste scenario dat leden van de familie [X] (de dochters) hen hebben aangevallen en dat de verdachte en de medeverdachten zich daar tegen moesten verdedigen, moeilijk te rijmen is.
Voorts, zoals eerder overwogen, blijkt uit de geneeskundige verklaringen in het dossier en de in het dossier aanwezige foto’s dat verschillende leden van de familie [X] divers en ook fors letsel hebben opgelopen, terwijl, anders, dan uit hun eigen verklaringen, juist niet is gebleken van letsel aan de kant van de verdachte en zijn medeverdachten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en samenvattend, acht het hof de verklaringen van de aangevers betrouwbaar en acht het hof het door de verdachte en de medeverdachten geschetste scenario onaannemelijk.
Het hof zal de verklaringen van de aangevers dan ook voor het bewijs bezigen, zoals hieronder aangegeven.
Geweld tegen [benadeelde partij 1], de oudste dochter van het gezin [X]
[benadeelde partij 1] heeft verklaard dat zij - nadat de twee zonen van de buurman (het hof begrijpt: de buurman is de medeverdachte [medeverdachte 1] en diens twee zonen zijn de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2]) en de onbekende jongen (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 3]) de tuin in waren gesprongen - direct werd geslagen door de kale zoon van de buurman (het hof begrijpt uit het dossier: de medeverdachte [medeverdachte 2]). Zij voelde een vuistslag tegen haar linkerslaap. Zij zag dat de kale buurjongen haar met gebalde vuist en met kracht en kennelijk opzettelijk deze klap gaf. Deze klap deed haar behoorlijk pijn. Zij is meerdere keren op die plek geslagen. Hierna is zij door verschillende personen geslagen op haar lichaam, onder andere door de twee zonen van de buurman en door de onbekende jongen. Zij is aan haar haren getrokken en over de grond getrokken. [11]
Deze verklaring wordt grotendeels ondersteund door de verklaring van [benadeelde partij 3], vader van het gezin [X], die heeft verklaard dat hij zag dat zijn dochter [benadeelde partij 1] bij de kraag van de jas of bij haar haar werd gepakt. Hij hoorde toen de oudere zoon van de buurman (de medeverdachte [medeverdachte 2]) zeggen: “Draai haar gezicht naar mijn kant”. [12] Bij de rechter-commissaris heeft [benadeelde partij 3] voorts verklaard dat [benadeelde partij 1] met volle kracht een aantal slagen op haar slaap kreeg van de oudste zoon. [13]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt voorts dat [benadeelde partij 1] een buil rondom haar linkeroog had. [14]
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde partij 1] meermalen is geslagen tegen haar slaap en haar lichaam en dat zij aan haar haren is getrokken en over de grond is getrokken.
Geweld tegen [benadeelde partij 2], de jongste dochter van het gezin [X]
[benadeelde partij 2] heeft verklaard dat zij is geslagen door twee zonen van de buurman (het hof begrijpt: de buurman is de medeverdachte [medeverdachte 1] en diens twee zonen zijn de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2]). Zij werd eerst door de zoon met Gucci pet (het hof begrijpt uit het dossier: de verdachte) met kracht geslagen met gebalde vuist op haar linkerslaap. Door de klap ziet zij ten tijde van de aangifte wazig en zij verklaart in juli 2014 bij de rechter-commissaris dat zij nog maar 65% met dit oog ziet. [15] De andere zoon (de medeverdachte [medeverdachte 2]) heeft haar ook geslagen op haar slaap. Haar handen werden weggetrokken en haar hoofd werd opzij geduwd. Daarna kreeg zij een klap van de tweede zoon. Dit gebeurde met een gebalde vuist en met kracht. Toen zij naar haar vader wilde rennen, werd zij van achteren vastgepakt bij haar haren door de buurman van huisnummer [x](de medeverdachte [medeverdachte 1]). Zij werd door de buurman, terwijl deze haar haren nog vasthad, tegen het tuinhek aangeduwd. Hierna werd zij door de buurman nog diverse keren met haar hoofd tegen het tuinhek aangeduwd. Terwijl dit gebeurde werd zij door de oudste zoon (de medeverdachte [medeverdachte 2]) gewurgd. Deze duwde met zijn vingers tegen haar luchtpijp waardoor haar luchtpijp werd dichtgeduwd. Zij heeft geprobeerd om deze vingers die haar keel dichtduwden weg te duwen, maar de kale buurjongen was te sterk voor haar. Zij werd steeds slapper, omdat zij geen lucht meer kreeg. [16]
Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 4]. [benadeelde partij 5] heeft verklaard dat haar zusje [benadeelde partij 2] en haar moeder in hun buik en op hun hoofd werden geslagen en geschopt. [17] [benadeelde partij 4], de moeder van het gezin [X], heeft verklaard dat zij zag dat de buurman (de medeverdachte [medeverdachte 1]) haar jongste dochter ([benadeelde partij 2]) vast had bij haar haren en naar de schutting aan het trekken was en daarna haar hoofd tegen de schutting gooide. Tevens zag zij dat een hand bij de keel van haar dochter zat en dat deze stevig werd vastgehouden. [18] Hierbij past ook dat de verbalisant een verdikking voor het strottenhoofd van de aangeefster heeft gevoeld. [19]
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde partij 2] meermalen tegen haar slaap en haar hoofd is geslagen, aan haar haren is getrokken, met haar hoofd tegen een hek is geduwd en dat haar keel is dichtgeknepen en dichtgeknepen is gehouden. Het hof acht niet bewezen dat zij op de grond is gegooid nu zich hiervoor onvoldoende aanknopingspunten in het dossier bevinden.
Roepen “Iemand moet dood vandaag” en/of “een van hen moet dood” en/of “ze krijgt geen lucht meer, druk door druk door”
De verdachte heeft ontkend dat hij de bewoordingen zoals ten laste gelegd heeft gebruikt.
[benadeelde partij 2] heeft verklaard dat zij - voordat ze buiten westen raakte - de buurman (de medeverdachte [medeverdachte 1]) hoorde zeggen: “Ze krijgt geen lucht meer, ze krijgt geen lucht meer, druk door, druk door!” Ook heeft ze gehoord dat er geroepen werd: “Er moet iemand dood vandaag, er moet iemand dood vandaag.” [20] Deze verklaring wordt ondersteund door onder andere de verklaring van [benadeelde partij 3] die de medeverdachte [medeverdachte 1] continu hoorde zeggen: “Een van hun moet dood.” Ook hoorde hij diverse malen personen zeggen: “Een van hun moet vandaag doodvallen.” [21]
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat van de zijde van de verdachte en zijn medeverdachten de bewoordingen zijn geroepen zoals ten laste gelegd.
Geweld tegen [benadeelde partij 3], de vader van het gezin [X]
[benadeelde partij 3] heeft verklaard dat de mannen op zijn hele gezin begonnen in te slaan. Hij voelde direct een harde klap op zijn achterhoofd. Hij voelde dat hij werd geschopt en geslagen over zijn hele lichaam. Hij kreeg drie harde klappen op zijn linkerslaap van de jongste zoon (de verdachte). Deze sloeg achter elkaar met kracht met zijn rechter en linker vuist. [22]
Deze verklaring wordt gedeeltelijk ondersteund door de verklaring van [benadeelde partij 5] die heeft verklaard dat de jongen met de Gucci pet (het hof begrijpt uit het dossier: de verdachte) en een andere jongen direct haar vader ([benadeelde partij 3]) begonnen te slaan. [23]
Verder bevindt zich in het dossier een geneeskundige verklaring waaruit blijkt dat [benadeelde partij 3] een buil had op zijn linker slaap, zijn linker kaak en achter in zijn nek. Ook had hij een schaafwond op zijn linkerknie en een kneuzing van zijn linkerknie. [24]
Ook blijkt uit een foto die zich in het dossier bevindt dat de bril van [benadeelde partij 3] kapot is. [25]
De verdachte heeft bovendien verklaard dat hij in gevecht is geraakt met de man (het hof begrijpt: [benadeelde partij 3]) en dat hij daarbij klappen heeft uitgedeeld. [26]
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde partij 3] meermalen is geslagen en gestompt tegen zijn hoofd en lichaam en tegen zijn lichaam is geschopt.
Geweld tegen [benadeelde partij 4], de moeder van het gezin [X]
De aangeefster [benadeelde partij 4] heeft verklaard dat de grootste Nederlandse man (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 3]) haar een vuistslag op haar achterhoofd heeft gegeven. Ook heeft zij een vuistslag gekregen van de oudste zoon van de buurman (de medeverdachte [medeverdachte 2]). Tevens kreeg zij nog een vuistslag tegen haar linkerslaap. Zij werd van achteren vastgepakt bij haar haren en naar achteren getrokken. Zij voelde dat zij door verschillende personen werd geslagen en geschopt. De buurman (de medeverdachte [medeverdachte 1]) bleef haar slaan in haar buikstreek en de kale zoon van de buurman (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 2]) bleef haar schoppen op haar lichaam waar hij haar maar raken kon. Zij heeft hier diverse bloeduitstortingen aan overgehouden. [27] Ook is haar ringvinger gebroken. [28]
Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [benadeelde partij 5] die heeft verklaard dat haar zussen, moeder en zij zelf allemaal klappen kregen. Zij zag dat haar zusje en moeder op de grond lagen en in hun buik en tegen hun hoofd werden geschopt. [29]
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde partij 4] meermalen is geslagen en gestompt tegen haar hoofd en lichaam, aan haar haren is getrokken en tegen haar lichaam is geschopt.
Geweld tegen [benadeelde partij 6], het zoontje van de familie [X]
[benadeelde partij 4] heeft namens haar minderjarige zoon [benadeelde partij 6] aangifte gedaan van mishandeling. Zij heeft verklaard dat haar zoon op zo’n wijze is geduwd dat hij op de grond is gevallen waar hij een pijnlijke rug aan heeft overgehouden. Dit zou zijn gedaan door de oudste zoon van de Pakistaanse buurman (de medeverdachte [medeverdachte 2]). [30]
Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [benadeelde partij 5] die heeft verklaard dat haar broertje over het hek van hun voortuin is geduwd. [31]
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde partij 6] op de grond is geduwd.
Geweld tegen [benadeelde partij 5], de middelste dochter van het gezin [X]
[benadeelde partij 5] heeft verklaard dat de oudste zoon van de buurman (de medeverdachte [medeverdachte 2]) haar kennelijk opzettelijk en met kracht in baar buik heeft geschopt. De zoon met de Gucci pet (het hof begrijpt: de verdachte) pakte haar vast en begon met zijn vuist, kennelijk opzettelijk en met kracht, meerdere malen tegen haar rechter slaap te slaan. [32] Bij de rechter-commissaris heeft zij voorts verklaard dat zij ook is geslagen door de hele stevige blanke jongen (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 3]). [33]
Deze verklaring wordt gedeeltelijk ondersteund door de verklaring van [benadeelde partij 3] die heeft gezien dat de jongste zoon (de verdachte) meerdere malen met zijn vuist naar achteren uithaalde en [benadeelde partij 5] voluit en hard drie keer aan de rechterzijde van haar gezicht ter hoogte van haar slaap sloeg. [34]
De verklaring van het slachtoffer dat zij in haar buik is geschopt wordt ondersteund door de geneeskundige verklaring waaruit blijkt dat [benadeelde partij 5] op 6 januari 2014 nog klachten had, waaronder buikpijn in de bovenbuik en dat daarom is besloten nog een echo te maken. [35]
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde partij 5] meermalen in haar buik is geschopt en tegen haar slaap is gestompt.
Bijdrage van de verdachte
Gelet op de hiervoor vermelde bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat openlijk in vereniging geweld is gepleegd tegen leden van de familie [X]. De verdachte heeft aan dit geweld – zoals blijkt uit de verschillende verklaringen – een significante en wezenlijke bijdrage geleverd. Zo hebben meerdere aangevers verklaard dat de verdachte als eerste, tezamen met twee van zijn medeverdachten, de tuin van de familie [X] in is gesprongen. Ook hebben zowel [benadeelde partij 1] als [benadeelde partij 2] als [benadeelde partij 5] verklaard dat zij onder andere van de verdachte vuistslagen hebben gekregen. Daar komt bij dat de verdachte de groep ook getalsmatig heeft versterkt en op geen enkel moment zich van het gepleegde grove geweld heeft gedistantieerd. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feit 2
De verdachte heeft ontkend dat hij openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de auto van de heer [benadeelde partij 7]. Hij heeft bij de politie wel verklaard dat hij met anderen dicht bij de auto vuurwerk heeft afgestoken. [36]
[benadeelde partij 3] heeft echter verklaard dat hij op 1 januari 2014 omstreeks 00.20 uur buiten was en dat hij de vader van de verdachte (de medeverdachte [medeverdachte 1]) en de verdachte zelf naar de auto van [benadeelde partij 7] zag lopen. Hij zag dat de verdachte een grote doos in zijn handen had. Hij zag dat de vader iets aan het uitleggen was. Hij zag dat de oudste zoon (de medeverdachte [medeverdachte 2]) er ook bij kwam staan. Hij zag dat beide zonen de doos aan het openmaken waren en dat er een grote rol met vuurwerk uitgerold werd. De vader heeft zijn zonen ook geholpen met het uitrollen van het vuurwerk. Hij zag dat het lange lint met vuurwerk rondom de auto van [benadeelde partij 7] werd gelegd, te weten tussen de wielen van de auto, langs de deuren omhoog en over het dak. Hij zag dat de vader iets gaf aan de verdachte. Ook zag hij dat de verdachte het vuurwerk dat om de auto was gelegd, aanstak en dat het vuurwerk tot ontploffing werd gebracht. [37]
Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [benadeelde partij 5] die heeft gezien dat de vader en zijn zoons vuurwerk om de auto hebben gedaan en hebben afgestoken. [38] Voorts heeft het hof op foto’s in het dossier waargenomen dat er restanten van vuurwerk onder de auto lagen. [39]
Gelet op deze bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de auto van [benadeelde partij 7]. Ook blijkt hieruit dat de verdachte hieraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Het verweer van de raadsman dat de verklaringen niet waarheidsgetrouw zouden zijn wordt verworpen. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. Het enkele feit dat de betreffende families ruzie hadden, is daartoe onvoldoende.
Feit 3
Op grond van de in de inleiding van dit arrest opgenomen bewijsmiddelen, acht het hof dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de in de voetnoten 1 tot en met 39 vermelde bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks01 januari 2014 te 's-Gravenhage met
een ander ofanderen,
op ofaan de openbare weg, de [adres] (ter hoogte van nr. 29),
in elk geval op of aan een openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2] en
/of[benadeelde partij 3] en
/of[benadeelde partij 4] en
/of[benadeelde partij 5] en
/of[benadeelde partij 6], welk geweld bestond uit het:
- meermalen,
althans eenmaal,slaan
/stompentegen de slaap,
althans het hoofden
/ofhetlichaam van die [benadeelde partij 1] en
/of
- aan de haren trekken en
/ofover de grond trekken
/slepenvan die [benadeelde partij 1] en
/of
- meermalen,
althans eenmaal,slaan
/stompentegen de slaap
, althansenhet hoofd
,van die [benadeelde partij 2] en
/of
-
op de grond gooien en/ofaan de haren trekken van die [benadeelde partij 2] en
/of
- duwen van het hoofd van die [benadeelde partij 2] tegen een hek en
/of- dichtknijpen van de keel en
/ofdichtgeknepen houden van de keel van die [benadeelde partij 2] en
/of
- roepen: "Iemand moet dood vandaag" en
/of"een van hen moet dood" en
/of"ze krijgt geen lucht meer, druk door, druk door" althans woorden van soortgelijke (ophitsende en
/ofdreigende) aard of strekking en
/of
- meermalen,
althans eenmaal,slaan
/stompentegen
de slaap en/of in het gezicht, althanshet hoofd, en
/oflichaam van die [benadeelde partij 3] en
/of
- meermalen,
althans eenmaal,schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde partij 3] en
/of
- meermalen,
althans eenmaal,slaan/stompen tegen
de slaap, althanshet hoofd en
/oflichaam van die [benadeelde partij 4] en
/of
- aan de haren trekken van die [benadeelde partij 4] en
/of
- schoppen tegen het lichaam van die [benadeelde partij 4] en
/of
-
(op de grond )duwen van die [benadeelde partij 6] en
/of
- meermalen,
althans eenmaal,schoppen in de buik,
althans het lichaamvan die [benadeelde partij 5] en
/of
- meermalen,
althans eenmaal,slaan
/stompentegen de slaap,
althans het hoofd,van die [benadeelde partij 5];
2:
hij
op een (of meer) tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van 31 december 2013 tot en met 01 januari 2014 te 's-Gravenhage met
een ander ofanderen, op
of aande openbare weg, [adres],
in elk geval op of aan een openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een auto (Kia Picanto, toebehorend aan [benadeelde partij 7]), welk geweld bestond uit het afsteken van
een duizendklapper, althansvuurwerk, onder en/of rondom voornoemde auto, waarbij voornoemde auto
is vernield/beschadigd is geraakt;
3:
hij in
of omstreeksde periode van 31 december 2013 tot en met 01 januari 2014 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een beveiligingscamera,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 7],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/ofonbruikbaar
heeftgemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk die camera van de gevel van de woning te trekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de door de rechtbank opgelegde straf en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 4 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep, met aanvulling van het locatieverbod. De advocaat-generaal heeft gevorderd het locatieverbod uit te breiden en het bestaande verbodsgebied niet langer te laten begrenzen door de straten Warnaarslaan en Zwaluwsingel, maar door de straat Plesmanlaan te Den Haag. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op een avond die feestelijk was en had moeten blijven, schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld zowel tegen personen als tegen een auto. De verdachte heeft tezamen met anderen een auto beschadigd door in de nabijheid van die auto vuurwerk af te steken. Voorts heeft de verdachte een beveiligingscamera van een gevel van een woning afgetrokken. De verdachte heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Vervolgens heeft de verdachte met zijn medeverdachten de confrontatie gezocht met de familie [X] en heeft een niet gering aandeel gehad in de daar ontstane vechtpartij, waarbij enkele slachtoffers letsel hebben opgelopen en de gevolgen daarvan nog steeds ervaren. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn medeverdachten een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onveiligheid zowel bij de directe slachtoffers als bij omstanders die van het geweld getuige zijn geweest. Dit klemt des te meer nu – zoals in het onderhavige geval – het feit is gepleegd in de voortuin van de woning van de slachtoffers, een plaats waar de slachtoffers zich juist veilig zouden moeten voelen. Uit het dossier blijkt ook dat de aangevers onder de situatie hebben geleden en thans nog steeds lijden. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij een bijdrage heeft geleverd aan dit ernstige geweld.
Het hof weegt als strafverzwarend mee dat het incident zich heeft afgepeeld tijdens de jaarwisseling. Op een dergelijke buitengewone avond mag de feestvreugde worden verhoogd door het gebruik van vuurwerk, maar verwacht mag worden dat daarmee dan wel op verantwoorde wijze wordt omgegaan. De verdachten hebbend daarentegen juist opzettelijk vuurwerk misbruikt. Ook is de inbreuk op het gevoel van veiligheid van anderen zo mogelijk nog groter, juist omdat er op een dergelijke avond ook veel kinderen op straat aanwezig zijn, die getuige zijn van wat zich op straat afspeelt.
Het hof weegt voorts in het nadeel van de verdachte mee dat hij zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 juni 2016, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van – onder meer soortgelijke - strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, mede teneinde het mogelijk te maken de verdachte te binden aan bijzondere voorwaarden die dienen om de slachtoffers in deze zaak bescherming te bieden. Het hof zal, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden – mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte geen inzicht in zijn gedrag heeft getoond – dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat aan de voorwaardelijke straf een proeftijd van 2 jaren moet worden verbonden. De feiten hebben geruime tijd geleden plaatsgevonden. Daar komt bij dat de vader van de verdachte (de medeverdachte [medeverdachte 1]) is verhuisd en dus niet langer bij de aangevers in de straat woont, waardoor de kans dat de verdachte en de aangevers elkaar tegenkomen aanzienlijk is verkleind. Voorts is het hof van oordeel dat – mede gelet hierop – het verbodsgebied niet dient te worden uitgebreid.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.038,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 900,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist met een beroep op eigen schuld van de benadeelde.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 150,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof verwerpt het beroep op eigen schuld van de benadeelde, nu dergelijke eigen schuld niet aannemelijk is geworden.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 900,- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 4.033,30.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.610,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist met een beroep op eigen schuld van de benadeelde.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 360,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 1.250,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof verwerpt het beroep op eigen schuld van de benadeelde, nu dergelijke eigen schuld niet aannemelijk is geworden.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.610,- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 5]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 5] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 5.064,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.210,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist met een beroep op eigen schuld van de benadeelde.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 360,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 850,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof verwerpt het beroep op eigen schuld van de benadeelde, nu dergelijke eigen schuld niet aannemelijk is geworden.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.210,- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5].
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 3]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 3.080,70.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.882,70, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist met een beroep op eigen schuld van de benadeelde.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 1.132,70 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof verwerpt het beroep op eigen schuld van de benadeelde, nu dergelijke eigen schuld niet aannemelijk is geworden.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.882,70 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 4]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.222,96. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist met een beroep op eigen schuld van de benadeelde.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 372,96 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 850,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof verwerpt het beroep op eigen schuld van de benadeelde, nu dergelijke eigen schuld niet aannemelijk is geworden.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.222,96 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4].
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 6]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 6] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 600,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 200,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist met een beroep op eigen schuld van de benadeelde.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof verwerpt het beroep op eigen schuld van de benadeelde, nu dergelijke eigen schuld niet aannemelijk is geworden.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 200,- aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6].
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij 7]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 7] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het onder 2 en 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 2.401,88.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 599,49, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet anders betwist dan met een beroep op vrijspraak.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 599,49 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde. Een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij zal gedeeltelijk hoofdelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 410,49, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. Het overige deel van de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 189,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 599,49 aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 en 3 bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de gedeeltelijk hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 57, 63, 141 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden:
 dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 6], [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 7]-Laigsingh, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden binnen het gebied dat wordt begrensd door de straten Warnaarslaan, Zwaluwsingel, Nootdorpse Landingslaan, Zilvermeeuwlaan en Madurolaan te Den Haag, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 900,- (negenhonderd euro) bestaande uit € 150,- (honderdvijftig euro) materiële schade en € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 900,- (negenhonderd euro) bestaande uit € 150,- (honderdvijftig euro) materiële schade en € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
18 (achttien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.610,- (duizend zeshonderdtien euro) bestaande uit € 360,- (driehonderdzestig euro) materiële schade en € 1.250,- (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.610,- (duizend zeshonderdtien euro) bestaande uit€ 360,- (driehonderdzestig euro) materiële schade en€ 1.250,- (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
26 (zesentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.210,- (duizend tweehonderdtien euro) bestaande uit € 360,- (driehonderdzestig euro) materiële schade en € 850,- (achthonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.210,- (duizend tweehonderdtien euro) bestaande uit € 360,- (driehonderdzestig euro) materiële schade en € 850,- (achthonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.882,70 (duizend achthonderdtweeëntachtig euro en zeventig cent) bestaande uit € 1.132,70 (duizend honderdtweeëndertig euro en zeventig cent) materiële schade en € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.882,70 (duizend achthonderdtweeëntachtig euro en zeventig cent) bestaande uit € 1.132,70 (duizend honderdtweeëndertig euro en zeventig cent) materiële schade en € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
28 (achtentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.222,96 (duizend tweehonderdtweeëntwintig euro en zesennegentig cent) bestaande uit € 372,96 (driehonderdtweeënzeventig euro en zesennegentig cent) materiële schade en € 850,- (achthonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.222,96 (duizend tweehonderdtweeëntwintig euro en zesennegentig cent) bestaande uit € 372,96 (driehonderdtweeënzeventig euro en zesennegentig cent) materiële schade en € 850,- (achthonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 200,- (tweehonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 6], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 200,- (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] ter zake van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 599,49 (vijfhonderdnegenennegentig euro en negenenveertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders,
gedeeltelijk hoofdelijk aansprakelijk is tot een bedrag van € 410,49, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 7], ter zake van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 599,49 (vijfhonderdnegenennegentig euro en negenenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
tot een bedrag van € 410,49voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte het bedrag van € 410,49 hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat van dat bedrag,
echter heeft de verdachte dan nog de verplichting een bedrag van € 189,- aan de benadeelde partij of aan de Staat te betalen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door mr. J.T.F.M. van Krieken, mr. I.P.A. van Engelen en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 juli 2016.
Mr. H.C. Wiersinga is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld
2.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 1] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 23-25 en proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 9 januari 2014, PV-1, blz. 80-81.
3.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 7] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 86-87.
4.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 juli 2016.
5.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 7] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 86-87 en proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 18 januari 2014, blz. 129-130.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 16 februari 2014, blz. 233; proces-verbaal verhoor getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 26 juni 2014, punt 13 en proces-verbaal verhoor verdachte F. van Vliet d.d. 16 februari 2014, blz. 225.
7.Een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring [benadeelde partij 1] d.d. 6 januari 2014 met bijlage d.d. 1 januari 2014, PV-1, blz. 29-30; een geschrift te weten een geneeskundige verklaring [benadeelde partij 2] d.d. 6 januari 2014 met bijlage d.d. 1 januari 2014, P-V 1, blz. 37-38; een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring [benadeelde partij 3] d.d. 6 januari 2014 met bijlage d.d. 1 januari 2014, PV-1, blz. 52-54; een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring [benadeelde partij 4] d.d. 6 januari 2014 met bijlage d.d. 1 januari 2014, PV-1, blz. 62-64 en een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring [benadeelde partij 5] d.d. 6 januari 2014 met bijlage d.d. 1 januari 2014, PV-1, blz. 69-71.
8.Proces-verbaal verhoor aangeefster [benadeelde partij 5] d.d. 5 januari 2014, PV-1, blz. 66.
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 23 juni 2014, punt 13.
10.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 24 september 2014, punt 5 en punt 10.
11.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 1] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 24.
12.Proces-verbaal verhoor aangever [benadeelde partij 3] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 40.
13.Proces-verbaal verhoor getuige [benadeelde partij 3] bij de rechter-commissaris op 3 juli 2014, punt 7.
14.Een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring [benadeelde partij 1] d.d. 6 januari 2014 met bijlage d.d. 1 januari 2014, PV-1, blz. 29-30.
15.Een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring [benadeelde partij 2] d.d. 8 januari 2014, PV-1, blz. 196 en proces-verbaal verhoor getuige [benadeelde partij 2] bij de rechter-commissaris d.d. 1 juli 2014, punt 16.
16.Proces-verbaal verhoor aangeefster [benadeelde partij 2] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 31-33.
17.Proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris op 1 september 2014, punt 11.
18.Proces-verbaal verhoor aangeefster [benadeelde partij 4] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 57.
19.Proces-verbaal verhoor aangeefster [benadeelde partij 2] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 32.
20.Proces-verbaal verhoor aangeefster [benadeelde partij 2] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 32.
21.Proces-verbaal verhoor aangever [benadeelde partij 3] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 41.
22.Proces-verbaal verhoor aangever [benadeelde partij 3] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 40.
23.Proces-verbaal verhoor aangeefster [benadeelde partij 5] d.d. 5 januari 2014, PV-1, blz. 65.
24.Een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring [benadeelde partij 3] d.d. 6 januari 2014 met bijlage d.d. 1 januari 2014, P-V 1, blz. 52-54.
25.Eigen waarneming van het hof van de foto op blz. 44 (PV-1).
26.Proces-verbaal verhoor getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris op 26 juni 2014, punt 15 en 19.
27.Proces-verbaal verhoor aangeefster [benadeelde partij 4] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 56-57.
28.Een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring [benadeelde partij 4] d.d. 26 maart 2014 (bijlage 5 van het voegingsformulier benadeelde partij [benadeelde partij 4]).
29.Proces-verbaal verhoor aangeefster [benadeelde partij 5] d.d. 5 januari 2014, PV-1, blz. 65-66.
30.Proces-verbaal verhoor aangeefster [benadeelde partij 4] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 57-58.
31.Proces-verbaal verhoor aangeefster [benadeelde partij 5] d.d. 5 januari 2014, PV-1, blz. 65.
32.Proces-verbaal verhoor aangeefster [benadeelde partij 5] d.d. 5 januari 2014, PV-1, blz. 65-66.
33.Proces-verbaal verhoor getuige [benadeelde partij 5] bij de rechter-commissaris op 1 september 2014, punt 16.
34.Proces-verbaal verhoor aangever [benadeelde partij 3] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 40.
35.Een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring [benadeelde partij 5] d.d. 6 januari 2014, PV-1, blz. 69.
36.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 18 januari 2014, blz. 130.
37.Proces-verbaal verhoor getuige [benadeelde partij 3] d.d. 26 januari 2014, PV-1, blz. 244-245.
38.Proces-verbaal verhoor getuige [benadeelde partij 5] bij de rechter-commissaris op 1 september 2014, punt 30 en 31.
39.Eigen waarneming van het hof van de foto’s op blz. 90-91 (PV-1). Dit zijn bijlagen bij het proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij 7] d.d. 2 januari 2014, PV-1, blz. 86-87.