Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 26 april 2016
[appellant],
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
bekrachtigd.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant, die zijn verplichtingen niet naar behoren was nagekomen. De rechtbank had eerder op 11 maart 2016 geoordeeld dat de appellant een aantal verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet had nageleefd, waaronder het niet voldoen aan de informatieverplichting en het niet solliciteren. De appellant had zonder toestemming van zijn curator een levensverzekering afgekocht en de waarde daarvan aan zijn dochters uitgekeerd, wat zijn crediteuren benadeelde. Daarnaast was er een boedelachterstand van € 4.517,21, die de appellant niet had kunnen verantwoorden. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 april 2016 heeft de appellant zijn standpunt toegelicht, maar het hof oordeelde dat hij niet voldoende inspanningen had geleverd om aan zijn verplichtingen te voldoen. Het hof benadrukte dat van personen in de schuldsanering verwacht mag worden dat zij zich maximaal inspannen om hun verplichtingen na te komen. De appellant had geen aantoonbare sollicitatie-inspanningen verricht en zijn argumenten werden niet overtuigend bevonden. Het hof concludeerde dat de tekortkomingen van de appellant van zodanige ernst waren dat voortzetting van de schuldsaneringsregeling niet gerechtvaardigd was. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarmee de schuldsaneringsregeling van de appellant werd beëindigd.