ECLI:NL:GHDHA:2016:2375

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
200.184.724
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in internationale aansprakelijkheidskwestie met betrekking tot vaststellingsovereenkomst

In deze zaak heeft AXA Belgium N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. Het geschil betreft een aansprakelijkheidskwestie waarbij AXA Belgium als verzekeraar van een Belgische firma betrokken is. De rechtbank had eerder geoordeeld dat AXA Belgium gehouden is om een deel van de schadevergoeding aan Reaal Schadeverzekeringen N.V. te betalen, die op haar beurt de aansprakelijkheidsverzekeraar is van de Belgische firma. De kern van het geschil draait om de uitleg van een vaststellingsovereenkomst die tussen de partijen is gesloten, waarin de aansprakelijkheid voor de schadevergoeding werd verdeeld. Het hof moest allereerst de bevoegdheid van de Nederlandse rechter vaststellen, gezien het internationale karakter van de zaak. Het hof concludeerde dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de overeenkomst het nauwst verbonden is met Nederland, waar de schade zich heeft voorgedaan en waar de procedure is gevoerd. Het hof heeft de incidentele vorderingen van AXA Belgium tot schorsing van de executie en tot exhibitie afgewezen, omdat deze vorderingen niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en legt de kosten van de incidenten bij AXA Belgium.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht
Zaaknummer: 200.184.724/01
Zaak/rolnummer rechtbank: C/09/473654 /HA ZA 14-1073
arrest d.d. 16 augustus 2016
inzake
AXA BELGIUM N.V.,
gevestigd te Brussel, België,
appellante,
eiseres in de incidenten,
hierna te noemen: AXA Belgium,
advocaat: mr. R.W.J.M. te Pas te Rotterdam,
tegen
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
[naam ] CAPELLE B.V.,
gevestigd te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk,
geïntimeerden,
verweersters in de incidenten,
hierna te noemen: Reaal c.s. en afzonderlijk: Reaal, respectievelijk [geïntimeerde 2] ,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.

1.Het verloop van het geding

Bij exploot van 22 januari 2016 is AXA Belgium in hoger beroep gekomen van het incidentele vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 januari 2015, alsmede van het eindvonnis van deze rechtbank van 2 december 2015. Bij memorie van grieven, tevens incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex art. 351 Rv. en incident tot exhibitie ex art. 843a Rv, met producties, heeft AXA Belgium negen grieven geformuleerd en twee incidentele vorderingen ingesteld. Bij memorie van antwoord in het incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging ex art. 351 Rv. en in het incident tot exhibitie ex art. 843a Rv, met twee producties, hebben Reaal c.s. de incidentele vorderingen betwist. Vervolgens is onder overlegging van de stukken in de incidenten arrest gevraagd.

2.Het geschil

2.1
[geïntimeerde 2] heeft in 1995 aan de maatschap [...] (hierna: [de maatschap] ), die een glastuinbouwbedrijf exploiteert, een drainwaterontsmettingsunit verkocht. [de maatschap] heeft [geïntimeerde 2] in 1999 aansprakelijk gesteld voor door haar geleden schade als gevolg van het ondeugdelijk functioneren van deze ontsmettingsunit en heeft [geïntimeerde 2] daartoe in rechte betrokken. [geïntimeerde 2] heeft de ontwerper en bouwer van de unit, de in België gevestigde firma Etn. [...] N.V. (hierna: [naam Belgische firma] ) in deze procedure in vrijwaring opgeroepen. Reaal is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [geïntimeerde 2] . AXA Belgium is de aansprakelijkheids-verzekeraar van [naam Belgische firma] .
[geïntimeerde 2] is door de rechter aansprakelijk gehouden voor de door [de maatschap] geleden schade. Uiteindelijk heeft [geïntimeerde 2] aan [de maatschap] € 1.578.379,84 incl. rente en kosten moeten voldoen.
2.2
Tussen Reaal en AXA Belgium is ter zake van de vrijwaringsprocedure een vaststellingsovereekomst gesloten inhoudende dat de aansprakelijkheid jegens [de maatschap] tussen [geïntimeerde 2] en [naam Belgische firma] op basis van 50%-50% zou worden verdeeld. Partijen twisten onder meer over de uitleg van deze overeenkomst, meer in het bijzonder over de vraag of AXA Belgium op grond hiervan gehouden is een hoger bedrag te betalen dan het maximumbedrag dat op grond van de verzekeringsovereenkomst tussen haar en [naam Belgische firma] is verzekerd.
2.3
Bij het bestreden eindvonnis van 2 december 2015 heeft de rechtbank voor recht verklaard dat AXA Belgium gehouden is om jegens Reaal c.s. voor de helft bij te dragen in de schadevergoeding die [geïntimeerde 2] aan [de maatschap] verschuldigd is en AXA Belgium veroordeeld om aan Reaal c.s. te betalen € 789.189,90 met rente en kosten.

3.De bevoegdheid

3.1
Daar AXA Belgium in België is gevestigd, heeft het geschil een internationaal karakter. Het hof dient daarom allereerst (ambtshalve) zijn bevoegdheid vast te stellen. De onderhavige rechtsvordering is ingesteld op 13 juni 2014, dus vóór de inwerkingtreding op 10 januari 2015 van de Verordening (EG) betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 12 december 2012 (Brussel I bis-Vo). Derhalve dient de bevoegdheid te worden beoordeeld aan de hand van de Verordening (EG) betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van 22 december 2000 (hierna: Brussel I-Vo), in werking getreden op 1 maart 2002. Op grond van de hoofdregel van artikel 2 Brussel I-Vo dient AXA Belgium te worden opgeroepen voor de Belgische rechter. De vraag is of daarnaast bevoegdheid van de Nederlandse rechter kan worden ontleend aan artikel 5 lid 1 sub a Brussel I-Vo, welk artikellid bepaalt dat ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst ook kan worden gedagvaard voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend, waartoe het volgende wordt overwogen.
3.2
Aan de ingestelde eis is een verbintenis uit een overeenkomst ten grondslag gelegd. De vraag waar deze verbintenis dient te worden uitgevoerd, dient te worden bepaald aan de hand van het recht dat overeenkomstig het conflictenrecht van de aangezochte rechter op de betrokken verbintenis van toepassing is.
3.3
De vaststellingsovereenkomst, die in 2006 is gesloten, valt onder het temporele en materiële toepassingsgebied van het destijds geldende Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst van 19 juni 1980 (hierna: EVO).
3.4
Partijen hebben ter zake van de vaststellingsovereenkomst geen rechtskeuze gemaakt. Dit betekent ingevolge art. 4 lid 1 EVO dat de overeenkomst wordt beheerst door het recht van het land waarmee de overeenkomst het nauwst verbonden is. Op grond van artikel 4 lid 2 EVO geldt het vermoeden dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met het land waar de partij die de voor de overeenkomst meest kenmerkende prestatie moet verrichten haar gewone verblijfplaats/hoofdbestuur heeft. Artikel 4 lid 5 EVO bepaalt vervolgens dat dit vermoeden niet geldt als de meest kenmerkende prestatie niet kan worden vastgesteld.
3.5
De vaststellingsovereenkomst houdt in dat het geschil met betrekking tot de aansprakelijkheid van [naam Belgische firma] jegens [geïntimeerde 2] wordt beslecht doordat AXA Belgium zich verbindt tot vergoeding van een deel van hetgeen [geïntimeerde 2] aan Gurp moet betalen en Reaal c.s. zich daar tegenover verbinden tot het beëindigen van de procedure en afzien van het restant van de vordering van [geïntimeerde 2] op [naam Belgische firma] . Van deze overeenkomst kan de kenmerkende prestatie niet worden vastgesteld. Dan geldt het vermoeden van art. 4 lid 2 EVO – dat de overeenkomst het nauwst verbonden is met het land van de partij die de kenmerkende prestatie moet verrichten – niet. Dat de overeenkomst niet meer inhoudt dan het vaststellen van de hoogte van een reeds bestaande schuld, zoals door AXA Belgium is aangevoerd, is niet juist, want de overeenkomst houdt immers mede in dat wordt afgezien van het restant van de vordering en dat de gerechtelijke procedure wordt beëindigd.
Aan de hand van de specifieke omstandigheden dient derhalve te te worden beoordeeld met welk land de overeenkomst het nauwst verbonden is (het rechtssfeercriterium). Dit is Nederland. Daartoe is redengevend dat de schade zich heeft voorgedaan in Nederland, dat in de hoofdprocedure twee Nederlandse partijen zijn betrokken, dat deze procedure in Nederland is gevoerd, dat dit laatste ook geldt voor de bij die procedure behorende vrijwaringsprocedure tussen [geïntimeerde 2] en [naam Belgische firma] en dat de onderhavige vaststellingsovereenkomst is gesloten ter beslechting van het in die laatste procedure aan de orde zijnde geschil.
3.6
Op grond van artikel 6:116 BW dient betaling te worden gedaan aan de woonplaats van de schuldeiser. In dit geval is die woonplaats gelegen in Nederland. Dat feitelijk, gelet op de ontwikkelingen van het betalingsverkeer, het ‘moment van betaling niet in Nederland is gelegen doch in België’ (mvg sub 9.3 e.v.), doet, wat daar ook van zij, niet af aan het wettelijke uitgangspunt dat sprake is van een brengschuld. Gesteld noch gebleken is dat partijen hiervan contractueel zijn afgeweken. Derhalve is dit hof ingevolge het bepaalde in artikel 5 lid 1, sub a Brussel I-Vo bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
3.7
Met het vorenstaande is de grief die AXA Belgium in de hoofdzaak heeft gericht tegen het incidentele vonnis van de rechtbank, waarin deze zich bevoegd heeft geoordeeld kennis te nemen van het geschil, behandeld en verworpen. Weliswaar hebben Reaal c.s. in de hoofdzaak nog niet van memorie van antwoord gediend, doch gelet op het hiervoor gegeven oordeel zijn zij hierdoor niet in hun verdedigingsbelang geschaad.

4.De beoordeling van het hoger beroep in de incidenten

4.1
De vordering tot schorsing van de executie
4.1.1
Vaststaat dat AXA Belgium het bedrag van € 789.189,90, dat zij op grond van het bestreden vonnis aan Reaal en [geïntimeerde 2] dient te betalen, heeft gestort op de derdengeldenrekening van de advocaat van Reaal c.s. met de mededeling dat doorstorting van de helft hiervan aan [geïntimeerde 2] voor risico van Reaal zou zijn en dat Reaal deze voorwaarde niet heeft geaccepteerd. Reaal c.s. hebben bij memorie van antwoord in de incidenten aangevoerd dat, nu haar advocaat niet mag doorbetalen aan [geïntimeerde 2] , de helft van het genoemde bedrag onverschuldigd is ontvangen op de derdengeldrekening en aan AXA Belgium diende te worden terugbetaald. Reaal c.s. hebben verder gesteld dat door [geïntimeerde 2] onder de Stichting Beheer Derdengelden Staderman Luiten Advocaten executoriaal derdenbeslag is gelegd op al hetgeen deze aan AXA Belgium verschuldigd is. Op grond hiervan zal betaling aan [geïntimeerde 2] plaatsvinden, aldus Reaal c.s.
AXA Belgium heeft op het bovenstaande niet kunnen reageren. In het hiernavolgende wordt er veronderstellenderwijs vanuit gegaan dat de executie niet is voltooid en dat AXA Belgium nog belang heeft bij de onderhavige vordering.
4.1.2
Vooropgesteld wordt dat een partij die een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis heeft verkregen in beginsel bevoegd is dat vonnis te executeren, ook indien tegen dat vonnis hoger beroep is ingesteld. De wet staat evenwel in hoger beroep de appelrechter toe op vordering van een partij de executie te schorsen op de voet van artikel 351 Rv.
4.1.3
De toelichting op deze vordering (sub 7 memorie van grieven) bestaat uit twee alinea’s. De eerste alinea heeft betrekking op de afspraak tussen Reaal en [geïntimeerde 2] , inhoudende dat het door AXA Belgium op grond van de vaststellingsovereenkomst te betalen bedrag tussen hen bij helfte wordt gedeeld. AXA Belgium is het kennelijk niet eens met het oordeel van de rechtbank om Reaal en [geïntimeerde 2] als eisers aan te merken die elk een eigen belang bij toewijzing van de vordering hebben. Echter, het enkele feit dat AXA Belgium het niet eens is met het vonnis en beroep heeft ingesteld kan de incidentele vordering tot schorsing niet dragen.
De tweede alinea heeft betrekking op de betaling die door AXA Belgium op grond van het vonnis van de rechtbank is gedaan. AXA Belgium voert aan dat zij heeft besloten zich tegen de executie verzetten, omdat Reaal niet akkoord ging met de voorwaarde dat doorbetaling van de helft van het betaalde bedrag aan [geïntimeerde 2] voor risico van Reaal zou zijn. Voor zover AXA Belgium hiermee aan haar vordering tot schorsing van de executie ten grondslag legt dat aan de zijde van [geïntimeerde 2] sprake is van een restitutierisico, is dit onvoldoende feitelijk onderbouwd terwijl voorts niet is gebleken van omstandigheden die, veronderstellederwijs uitgaande van een restitutierisico, schorsing van de executie rechtvaardigen.
4.1.4
Bij gebreke van (nieuwe) feiten en omstandigheden die zouden kunnen rechtvaardigen dat thans wordt afgeweken van de beslissing van de rechtbank om haar vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, mist de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging een deugdelijke grondslag.
4.2
De vordering tot exhibitie ex 843a Rv.
4.2.1
AXA Belgium vordert dat Reaal c.s. wordt geboden binnen veertien dagen na het te wijzen arrest de stukken die betrekking hebben op de overeenkomst van verzekering tussen Reaal en [geïntimeerde 2] en de tussen Reaal en [geïntimeerde 2] getroffen schikking te verstrekken, op verbeurte van een dwangsom van € 25.000,-- per dag.
4.2.2
Reaal c.s. leggen hieraan ten grondslag (sub 8 memorie van grieven) dat Reaal heeft verklaard dat de tussen haar en [geïntimeerde 2] gemaakte afspraak om de door AXA Belgium te betalen vergoeding te delen, is gebaseerd op ‘polisperikelen’. AXA Belgium stelt het vermoeden te hebben dat Reaal het aspect van de polisperikelen naar voren geschoven heeft om onder betaling van de aan [de maatschap] verschuldigde schadevergoeding (gedeeltelijk) uit te komen. Teneinde de onderhavige procedure optimaal te kunnen voeren wenst AXA Belgium de beschikking te hebben over de vigerende overeenkomst van verzekering met bijlagen, de stukken die ten grondslag liggen aan de tussen Reaal en [geïntimeerde 2] gesloten vaststellingsovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst zelf.
Met deze toelichting heeft AXA Belgium niet, althans niet met de vereiste duidelijkheid gesteld welk (rechtmatig) belang zij bij verstrekking van de genoemde stukken heeft. Niet duidelijk is dat en waarom deze stukken relevant zijn voor de onderhavige procedure, noch waar AXA Belgium bewijs van wenst te leveren en in hoeverre de genoemde stukken tot dat bewijs kunnen bijdragen.
In de toelichting op grief IV stelt AXA Belgium nog dat een van de aspecten die spelen is of Reaal wel is gesubrogeerd in de rechten van [geïntimeerde 2] . Voor zover AXA Belgium in twijfel trekt dat Reaal gerechtigd is tot enige vergoeding en vreest voor dubbele betaling, wordt overwogen dat [geïntimeerde 2] en Reaal stellen een overeenkomst te hebben gesloten die ertoe strekt dat Reaal aanspraak kan maken op de helft van de door AXA Belgium te betalen vergoeding en dat zij hiermee in overeenstemming vorderen dat aan ieder van hen de helft wordt betaald. [geïntimeerde 2] onderschrijft derhalve het vorderingsrecht van Reaal. Dit betekent dat AXA Belgium bevrijdend aan Reaal kan betalen zonder dat zij zich behoeft te verdiepen in de onderlinge verhouding van Reaal en [geïntimeerde 2] , zodat niet valt in te zien welk rechtmatig belang zij heeft bij verstrekking van de door haar genoemde stukken.
4.2.3
Ook deze incidentele vordering ontbeert een deugdelijke grondslag.
5. De incidentele vorderingen zullen worden afgewezen met veroordeling van AXA Belgium in de kosten van de incidenten. Nu de incidenten tegelijk in één processtuk zijn opgeworpen zal bij de kostenbepaling worden uitgegaan van één incident.
Beslissing
Het hof:
- wijst de incidentele vorderingen af;
- veroordeelt AXA Belgium in de kosten van de incidenten, tot op deze uitspraak bepaald op € 3.895,-- (1 punt, tarief VII) aan salaris voor de advocaat van Reaal c.s.;
- verwijst de hoofdzaak naar de rol van 27 september 2016 voor memorie van antwoord.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. Rijperman, J.M.T. van der Hoeven-Oud en C.J. Verduyn en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.