ECLI:NL:GHDHA:2016:2263

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
22-003613-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt en strafrechtelijke veroordeling in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van hennepteelt en het onrechtmatig afnemen van elektriciteit. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de zittingen in eerste aanleg en hoger beroep, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan hennepteelt, maar sprak hem vrij van de andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof overwoog dat de verdachte doelbewust financieel voordeel had nagestreefd door middel van hennepteelt, wat schadelijk is voor de volksgezondheid en leidt tot criminaliteit. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, waarbij het hof de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging nam.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003613-15
Parketnummer: 10-182763-13
Datum uitspraak: 28 juni 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 10 augustus 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1974,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 juni 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde. Voorts is er een beslissing genomen ter zake van de vordering van de benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V., één en ander zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V., die in eerste aanleg in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk is verklaard, heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2013 tot en met 7 oktober 2013 te Rotterdam, in één of meer ruimte(n)/kamer(s) van een (woon-)pand, gelegen op of aan [adres], in de uitoefening van een beroep of bedrijf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 10 juni 2013 tot en met 7 oktober 2013 te Rotterdam, in een of meet ruimte(n)/kamer(s) van een (woon-)pand, gelegen op of aan [adres], in de uitoefening van een beroep of bedrijf, met elkaar, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van die wet, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in de periode van 10 juni 2013 tot en met 7 oktober 2013 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte] en/of een of meer onbekende personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2:
hij op of omstreeks 8 oktober 2013 te Rotterdam, in één of meer kamer(s)/ruimte(n) van een (woon-)pand, gelegen op of aan [adres], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 167 hennepplanten en/of delen daarvan en/of ongeveer 5500 gram (gedroogde) hennep, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11, lid 5 van de Opiumwet, gelet op artikel 1 van het Opiumwetbesluit, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 8 oktober 2013 te Rotterdam, in een of meer kamer(s)/ruimte(n) van een (woon-)pand, gelegen op of aan [adres], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 167 hennepplanten en/of delen daarvan en/of ongeveer 5500 gram (gedroogde) hennep, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11, lid 5 van de Opiumwet, gelet op artikel 1 van het Opiumwetbesluit, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op omstreeks 8 oktober 2013 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven personen, voornoemd pand ter beschikking te stellen en/of door na ontdekking van de hennepkwekerij niet de politie te waarschuwen en/of te trachten te voorkomen dat de politie de woning zou betreden op 8 oktober 2013.
3:
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2013 tot en met 8 oktober 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Gevoerde verweren
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig de door haar overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen onder meer bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat onrechtmatig is binnengetreden, nu er op het moment van binnentreden onvoldoende vermoeden van schuld bestond, zodat tot bewijsuitsluiting dient te worden overgegaan. Voorts heeft zij aangevoerd dat de verdachte niet eerder in de woning is geweest en geen wetenschap had van de kwekerij. Verdachte zou, zo vulde de raadsvrouw aan, zijn woning per 1 augustus 2013 aan [medeverdachte] hebben verhuurd.
Het hof overweegt als volgt.
Onrechtmatig binnentreden
Uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL17P0-2013308135-16 blijkt dat verbalisanten op 19 juni 2013 hebben waargenomen dat de bestuurder en bijrijder van een motorvoertuig dat op naam stond van de verdachte, woonachtig aan [adres] te Rotterdam, een
growshopzijn ingegaan en vervolgens, na een tussenstop, zijn gestopt op [adres] ter hoogte van het portiek met panden 44-54. De bestuurder en bijrijder zijn vervolgens met goederen het portiek binnen gelopen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL17F0-2013308135-6 blijkt dat naar aanleiding van een onderzoek/project het vermoeden ontstond dat op [adres] te Rotterdam een hennepkwekerij werd ingericht. Verbalisanten hebben een onderzoek ingesteld bij de woning aan [adres] te Rotterdam. De verbalisanten hoorden vanuit deze woning een zoemend geluid. Voorts konden zij via een kier een zogenaamde overdruk in de luchtstroom waarnemen. Vanaf de openbare weg werd door het Hennepteam een warmtemeting verricht. Deze meting wees uit dat de temperatuur in de woning enkele graden hoger lag dan in de naastliggende woningen. Tevens is vanuit het politie bedrijfsprocessensysteem vastgesteld dat de bewoner van [adres] antecedenten heeft in relatie met de Opiumwet en al eerder verdachte is geweest van het vervaardigen van verdovende middelen van lijst 2 van de Opiumwet. Tot slot blijkt uit dit proces-verbaal dat voor het binnentreden een schriftelijke machtiging was afgegeven door de hulpofficier van justitie.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat geen sprake was van onrechtmatig binnentreden. Het tot bewijsuitsluiting strekkende verweer wordt daarom verworpen.
Hennepteelt
Uit de Rapportage diefstal energie blijkt dat in de woning van verdachte op de vloer in de hennepkwekerijen droge afvalbladeren en droge resten van volgroeide hennepplanten zijn aangetroffen, kennelijk afkomstig van een eerdere hennepoogst. Ook werden een aantal scharen met restanten van hennepproducten aangetroffen, vermoedelijk gebruikt bij het knippen van een eerdere hennepoogst. Mede in aanmerking nemende dat de verdachte geen verklaring voor deze bevindingen heeft gegeven welke die gevolgtrekking zou kunnen ontkrachten leidt het hof uit deze bevindingen af dat er in hetzelfde pand in ieder geval sprake is geweest van één –aan de bij de binnentreding aangetroffen planten voorafgaande – hennepteelt en –oogst. Zoals ook in voormeld rapport aangegeven, en het hof ook als feit van algemene bekendheid veronderstelt, kan een hennepplant gemiddeld na 70 dagen worden geoogst.
De in de hennepkwekerij aanwezige hennepplanten waren ongeveer 50 dagen oud. Deze schatting is door de verdediging niet betwist en het hof heeft ook ambtshalve geen aanleiding om aan deze schatting te twijfelen. Ook sporen op de teeltapparatuur wijzen op een langere gebruiksduur dan 50 dagen.
Door Stedin Netbeheer B.V. is op grond van onder meer deze bevindingen een periode van in werking zijnde hennepkwekerijen aangehouden van 120 dagen, te weten de periode vanaf 10 juni 2013 tot en met 8 oktober 2013.
Het hof zal dezelfde periode aanhouden.
Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaard dat verdachte tot 1 augustus 2013 (ook) zelf in de woning aan [adres] woonde, van welke woning hij ook zelf de eigenaar was. [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat in 2013 niemand anders dan zij beiden in die woning woonden.
Het hof is van oordeel dat op grond van het voorgaande voldoende aannemelijk is geworden dat er, gedurende de periode dat verdachte in de woning woonde, een eerdere oogst is geweest. Naar het oordeel van het hof kan, ook vanwege de onlosmakelijk met voormelde hennepteelt samenhangende geur, geluiden en licht, de aanwezigheid van de hennepkwekerij de verdachte niet zijn ontgaan, zodat het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2013 tot
en met 7 oktober 20131 augustus 2013te Rotterdam, in
één of meerruimte(n)/kamer(s) van een (woon-)pand, gelegen op of aan [adres],
in de uitoefening van een beroep of bedrijf,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, (telkens)opzettelijk heeft geteeld en
/of bereid en/ofbewerkt
en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan hennepteelt. Zodoende heeft hij doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd. Drugs zijn bovendien schadelijk voor de volksgezondheid en leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit.
Het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 juni 2016.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting ter zake van overtreding van artikel 3 onder B van de Opiumwet in aanmerking genomen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 9 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. A. Kuijer en mr. B.A. Stoker-Klein, in bijzijn van de griffier mr. T.E.J. Bruinen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 juni 2016.
Mr. B.A. Stoker-Klein is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.