[verdachte],
geboren op [geboortejaar] 1998 te [geboorteplaats],
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarden als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] is in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] is ter zake van materiële schade toegewezen tot een bedrag van € 2.820,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, met niet-ontvankelijkverklaring voor het overige en afwijzing ten aanzien van de immateriële schade. Aan de verdachte is tevens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van de aan de verdachte bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 15 november 2013 (onder parketnummer 09-809234-13), alsmede bij vonnis van de meervoudige kamer van rechtbank Den Haag van 28 mei 2014 (onder parketnummer 09-820210-13) voorwaardelijk opgelegde straffen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 maart 2015 te Waddinxveen op de openbare weg, De Hennegouwerweg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [benadeelde partij 1] door verdachte en/of zijn mededaders:
- in zijn jas- en broekzakken werd onderzocht/gevoeld en/of
- werd geslagen en/of geschopt en/of geduwd (tegen een muurtje);
2.
hij op of omstreeks 10 april 2015, omstreeks 00:30 uur, in ieder geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Boskoop, tezamen en in vereniging met anderen althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen:
- geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door
- het raam van de badkamer te forceren / open te breken (met een koevoet/schroevendraaier);
3.
hij op of omstreeks 4 oktober 2014 te Waddinxveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
- een televisie (Samsung Flatscreen)
- een fototoestel en flitser
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een raam open te breken/forceren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks06 maart 2015 te Waddinxveen op de openbare weg,
De Hennegouwerwegde Henegouwerweg, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [benadeelde partij 1] door verdachte en
/ofzijn mededaders:
- in zijn
jas- en broekzakken werd
onderzocht/gevoeld en
/of
- werd
geslagen en/ofgeschopt en
/ofgeduwd (tegen een muurtje);
2.
hij op
of omstreeks10 april 2015, omstreeks 00:30 uur,
in ieder gevalgedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Boskoop, tezamen en in vereniging met anderen
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeningin/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen:
- geld,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 2]
, in elk gevalenaan een ander
of anderendan aan verdachte en
/ofzijn mededaders, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebrachtdoor
- het raam van de badkamer te forceren / open te breken (met een
koevoet/schroevendraaier);
3.
hij op
of omstreeks4 oktober 2014 te Waddinxveen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeningin/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
- een televisie (Samsung Flatscreen)
- een fototoestel en flitser
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 3],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebrachtdoor een raam open te breken/forceren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal gepleegd op de openbare weg, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de opgelegde straf, en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarden - kort gezegd -dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, uit te voeren door de William Schrikker Groep, met meldplicht, dat de verdachte geen contacten zal onderhouden met [benadeelde partij 1] en dat hij zal deelnemen aan bij voorkeur het behandelprogramma Topzorg bij de Waag, dan wel bij een soortgelijke instelling behandeling zal ondergaan.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze, samen met anderen, schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van sigaretten. Feiten als deze, waarbij meerdere personen zich tegen één persoon richten, zijn bijzonder laffe feiten. Voor het slachtoffer is het bovendien, zoals uit de aangifte blijkt, een zeer beangstigende ervaring geweest. Hij heeft verklaard doodsbang te zijn geweest; hij durfde geruime tijd niet meer naar school en naar zijn werk te gaan. Slachtoffers van dergelijk feiten ondervinden vaak ook daarna de nadelige gevolgen ervan. De verdachte is volledig aan de impact en de gevolgen van zijn handelen voorbij gegaan. Daarnaast vergroten feiten als deze gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een tweetal inbraken in woningen. Daarmee heeft hij blijk gegeven van gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Dergelijke feiten brengen doorgaans ergernis en overlast en dikwijls ook financiële schade voor de benadeelden met zich mee. Aangenomen moet worden dat dit ook in de onderhavige zaken het geval is geweest, nu uit het dossier blijkt dat bij de inbraken een ravage is aangericht. Door woninginbraken wordt bovendien ernstig inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van burgers gemaakt, hetgeen bij veel mensen een groot gevoel van onveiligheid of angst veroorzaakt, ook als zij ten tijde van de inbraak niet aanwezig waren.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 juni 2016, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van woning- en bedrijfsinbraken. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof voorts in het bijzonder in aanmerking genomen het meest recent over de persoon van de verdachte uitgebrachte advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 7 maart 2016, alsmede hetgeen de deskundige M.H.J. Zeilstra, jeugdreclasseerder bij de William Schrikker Stichting, ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard.
Uit het advies van de Raad komt het volgende naar voren: de verdachte is een jongere die in herhaling blijft vallen en die al meerdere trajecten (werkstraffen, leerstraf, toezicht en begeleiding, MDFT) om herhaling tegen te gaan heeft gevolgd. Desondanks blijven er zorgen bestaan ten aanzien van zijn attitude en vaardigheden. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte ongevoelig is voor gezag en autoriteit. Onder meer met MDFT-therapie en de leerstraf So-Cool hebben de verdachte en zijn ouders handvatten gekregen om anders met situaties om te gaan, maar dit is onvoldoende geweest om een wezenlijke verandering aan te brengen. De Raad heeft overwogen het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) te adviseren, maar ook dat lijkt weinig meerwaarde te hebben, omdat de verdachte binnen de MDFT-therapie al de modules die in een GBM-advies waren gegeven heeft afgerond. De verdachte wil bovendien nergens aan meewerken. De ouders zijn moegestreden en pedagogisch onmachtig in de opvoedsituatie. De enige reden dat de Raad heeft afgezien van het adviseren van onvoorwaardelijke jeugddetentie, is omdat de Raad alsnog de mogelijkheid van verplichte begeleiding door de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep met daarin aandacht voor de behandeling Topzorg vanuit de Waag wil proberen. De verdachte heeft deze begeleiding eerder afgewezen, maar dat was in een vrijwillig kader.
De jeugdreclasseerder mevrouw Zeilstra heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat er vanuit de jeugdreclassering aanhoudend contact is gezocht met de verdachte en zijn ouders, maar dat het niet is gelukt om contact te leggen.
Het hof concludeert op grond van het vorenstaande dat er vanuit het jeugdstrafrecht al heel veel is geprobeerd teneinde bij de verdachte een positieve gedragsverandering te realiseren, zonder resultaat. Het hof constateert dat de verdachte er voor kiest om te blijven recidiveren. Uit het dossier (p. 36 e.v.; p. 85) blijkt in dit verband tevens dat hij zich met het geld dat hij zich door middel van het plegen van misdrijven heeft verworven door anderen laat fotograferen. Kennelijk is verdachte hier trots op.
Blijkens de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming is de verdachte ongevoelig voor gezag en autoriteit, heeft hij geen zinvolle dagbesteding en is het recidiverisico hoog.
Inmiddels weigert de verdachte ook elke begeleiding in een strafrechtelijk kader. Voorts heeft de verdachte de in het jeugdstrafrecht voorhanden straffen opgelegd gekregen zonder dat dit enig effect ten goede heeft bewerkstelligd.
Op basis van voorgaande feiten en omstandigheden constateert het hof:
- dat sprake is van meerdere ernstige feiten, die passen in een patroon van voortgaand en bewust gekozen ernstig crimineel gedrag;
- dat de verdachte thans meerderjarig is, elke vorm van begeleiding afwijst en geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedragingen;
- dat de intensieve en veelvormige inspanningen tot gedragsverandering, maar ook de oplegging van bijzondere voorwaarden en of voorwaardelijke jeugdstraffen verdachte niet hebben kunnen bewegen zijn gedrag aan te passen.
Het hof ziet hierin aanleiding de verdachte volgens het strafrecht voor volwassenen te berechten.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde tot een bedrag van in totaal € 14.672,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep en derhalve tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.820,- ter zake van geleden materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 14.390,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde.
Overeenkomstig de rechtbank, wijst het hof post 3, bestaande uit een contant geldbedrag van € 4.070,-, toe tot een bedrag van € 2.820,-, nu reeds € 1.250,- is vergoed door de verzekering.
Anders dan de rechtbank wijst het hof ‘post 4’, bestaande uit een totaalbedrag van omgerekend € 11.570,- samengesteld uit Engelse ponden en euro’s toebehorende aan de dochter van de benadeelde partij, eveneens toe, nu de benadeelde partij dit geld kennelijk als zaakwaarnemer van zijn dochter in bewaring had en in het dossier kan worden waargenomen dat de verdachte op 10 april 2015 omstreeks drie uur ’s middags in een telefoongesprek heeft meegedeeld dat hij “klappen heeft geslagen”, te weten “tien ruggen” (€ 10.000,-) en zich in het dossier bovendien foto’s, genomen 4 dagen na de inbraak, bevinden waarop de verdachte is afgebeeld met vele bankbiljetten in soortgelijke coupures als die zijn weggenomen bij de inbraak.
Het hof is voorts met de rechtbank van oordeel dat de gestelde geleden immateriële schade ad € 282,- onvoldoende is onderbouwd en dat het voor hoogst onwaarschijnlijk moet worden gehouden dat de benadeelde partij in een later stadium nog stukken ter verdere onderbouwing zal kunnen verschaffen.
In zoverre zal de vordering dan ook worden afgewezen.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot een bedrag van € 14.390,- hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 14.390,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de benadeelde partij [benadeelde partij 1] zich in hoger beroep niet opnieuw als benadeelde partij heeft gevoegd, is deze vordering in hoger beroep niet meer aan de orde.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 15 november 2013, onder parketnummer 09-809234-13, is de verdachte – voor zover hier van belang - veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met bevel dat die werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Voorts is de verdachte bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Den Haag van 28 mei 2014, onder parketnummer 09-820210-13, – voor zover hier van belang - veroordeeld tot jeugddetentie van 30 dagen, met bevel dat die jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep de tenuitvoerlegging gevorderd van genoemde, nog niet tenuitvoergelegde straffen, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarden niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarden niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van genoemde straffen is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerleggingen gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63, 77b, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.