In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Libië in 1976 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof het wegnemen van levensmiddelen uit een Lidl-filiaal op 11 januari 2016 te 's-Gravenhage. De verdachte had de levensmiddelen in een door hem meegebrachte tas gestopt en was naar de uitgang gegaan, maar had de tas niet daadwerkelijk buitgemaakt.
Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich feitelijk de heerschappij over de goederen had verschaft, waardoor de diefstal reeds was voltooid. Het hof verwierp het verweer van de raadsman dat de verdachte een beroep op vrijwillige terugtred toekwam, omdat de verdachte de tas met levensmiddelen al in zijn bezit had. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden vernietigd en dat de verdachte tot een gevangenisstraf van twee maanden zou worden veroordeeld.
Het hof heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, rekening houdend met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft daarbij ook gekeken naar de frequentie van eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke misdrijven. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier, hoewel de griffier niet in staat was het arrest te ondertekenen.