ECLI:NL:GHDHA:2016:2245

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
22-000343-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag inzake winkeldiefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Libië in 1976 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken voor winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof het wegnemen van levensmiddelen uit een Lidl-filiaal op 11 januari 2016 te 's-Gravenhage. De verdachte had de levensmiddelen in een door hem meegebrachte tas gestopt en was naar de uitgang gegaan, maar had de tas niet daadwerkelijk buitgemaakt.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich feitelijk de heerschappij over de goederen had verschaft, waardoor de diefstal reeds was voltooid. Het hof verwierp het verweer van de raadsman dat de verdachte een beroep op vrijwillige terugtred toekwam, omdat de verdachte de tas met levensmiddelen al in zijn bezit had. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden vernietigd en dat de verdachte tot een gevangenisstraf van twee maanden zou worden veroordeeld.

Het hof heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, rekening houdend met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft daarbij ook gekeken naar de frequentie van eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke misdrijven. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier, hoewel de griffier niet in staat was het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-000343-16
Parketnummer: 09-817091-16
Datum uitspraak: 16 juni 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 13 januari 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Libië) op [geboortejaar] 1976,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 2 juni 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met aftrek van voorarrest.
Tevens is de gevangenneming van de verdachte bevolen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 11 januari 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere levensmiddel(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf Lidl (filiaal De Stede 23), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair:
hij op of omstreeks 11 januari 2016 ter uitvoering van het voornemen om het misdrijf van diefstal te plegen, te weten zich wederrechtelijk een tas met levensmiddelen toe te eigenen, deze tas heeft gevuld en zich naar de uitgang heeft begeven, terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet was voltooid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks11 januari 2016 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een ofmeerdere levensmiddel
(en
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan het bedrijf Lidl
(filiaal De Stede 23
), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
verweer
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte een beroep op vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht toekomt. De verdachte, zo heeft de raadsman betoogd, heeft zich nadat hij in de winkel de levensmiddelen in de door hem meegebrachte lege boodschappentas heeft gedaan, bedacht; hij wilde de goederen bij nader inzien niet stelen. Hij heeft de gevulde tas in de winkel achter gelaten en hij heeft de winkel verlaten.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep en de dossierstukken stelt het hof vast dat de verdachte in het filiaal van Lidl levensmiddelen niet in het daarvoor bestemde winkelmandje maar in een door hem meegebrachte boodschappentas heeft gedaan. Daardoor heeft de verdachte zich een zodanige feitelijke heerschappij over die goederen verschaft dat de wegneming daarvan - in de zin van art. 310 Sr. – reeds was voltooid.
Mitsdien is rechtens geen sprake van vrijwillige terugtred.
Het hof verwerpt dit verweer.
verzoek
De raadsman heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden, teneinde ter nadere onderbouwing van het beroep op vrijwillige terugtred na te gaan of camerabeelden beschikbaar zijn waarop kan worden waargenomen of de hiervoor bedoelde boodschappentas door de verdachte in de winkel dan wel buiten de winkel is achter gelaten.
Het hof wijst dit verzoek af, nu de noodzaak tot het verrichten van het verzochte onderzoek niet is gebleken. De bewezen verklaarde diefstal was immers reeds voltooid op het moment waarop de verdachte de levensmiddelen in de winkel in zijn boodschappen tas had gedaan.
Kwalificatie
Het primair bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit is een ergerlijk feit, waardoor doorgaans hinder en financiële schade wordt berokkend aan het bestolen winkelbedrijf en dat gevoelens van onbehagen veroorzaakt bij het winkelend publiek.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 mei 2016, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige misdrijven. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft voorts bij de bepaling van de strafsoort en de hoogte van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake winkeldiefstal in geval van frequente recidive
Onder frequente recidive wordt daarin verstaan dat een verdachte ter zake van minimaal tien vermogensdelicten al dan niet onherroepelijk is veroordeeld, waarvan ter zake van vijf vermogensdelicten in de afgelopen twee jaren. Het oriëntatiepunt houdt in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Blijkens het hiervoor aangehaalde uittreksel Justitiële Documentatie is sprake van frequente recidive in de hiervoor bedoelde zin.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat uit een oogpunt van generale en speciale preventie een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. H.P.Ch. van Dijk en mr. J.M. van de Poll, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 juni 2016.
Mr. J.M. van de Poll en griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.