Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant] ,
1.STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Economische Zaken),
gevestigd te Utrecht,
hierna tezamen te noemen: de Staat,
Kort en zakelijk weergegeven gaat het in hoger beroep om het volgende.
Het onderhavige geschil betreft de percelen 2661 en 2662 (waaronder de groenbuffer) die de camping en perceel [appellant] omsluiten. Voormelde percelen vormen onderdeel van een voormalig groen militair oefenterrein Havelte-Oost dat de rijksoverheid van de hand wil doen in het kader van het Project Ontwikkeling Militaire Terreinen (PrOMT). Het is de bedoeling dat de nieuwe bestemming van de af te stoten terreinen aansluit bij het betreffende gebied, gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) met een natuurbestemming.
[appellant] stelt dat de Staat jegens hem onrechtmatig handelt, immers met miskenning van de beginselen van behoorlijk bestuur, met name het gelijkheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, door artikel 3 van het PrOMPT-stappenplan onjuist toe te passen. Hij voldoet naar zijn zeggen aan dit artikel, omdat er volgens hem wel degelijk sprake is van
eenheid vaneigendom en
eenheid van beheerin de zin van artikel 3 van het PrOMT-stappenplan.
eenheid van beheer’. Dit verweer heeft de rechtbank aanvaard, waarna de rechtbank de vorderingen van [appellant] , kort gezegd strekkende tot toekenning aan hem van óók perceel 2661, heeft afgewezen. De reconventionele vordering van de Staat, kort gezegd tot opheffing van het door [appellant] gelegde beslag op perceel 2661, heeft de rechtbank toegewezen.
Beoordeling van de grieven
eenheid van beheer’ in artikel 3 van het PrOMT-stappenplan. Deze uitleg is van belang voor de vraag of de PrOMT-percelen aan [appellant] hadden moeten worden aangeboden met uitsluiting van de camping, zoals [appellant] primair stelt.
Uitleg van het begrip ‘eenheid van beheer’
“[…] Via het begrip ‘eenheid van beheer’ (Kamerstuk 2007 - 2008, 2469 en 2008 - 2009, 2039) wordt beoogd versnippering van natuurgebieden in Nederland tegen te gaan. Bij verkoop van PrOMT- terreinen, met een groene bestemming, wordt dan de volgende werkwijze gehanteerd. Ingeval geen sprake is van terugkooprechten of harde bestuurlijke afspraken (stap 1 en 2 van het stappenplan) wordt onderzocht of een aangrenzende eigenaar interesse heeft in een PrOMT - terrein (stap 3). Om aangemerkt te worden als aangrenzende eigenaar dient het PrOMT - terrein voor een substantieel deel (circa 1/3) begrensd te zijn door het eigendom van die eigenaar. In het kader van eenheid van beheerdient dit eigendom daarnaast te worden gekenmerkt door een natuurfunctie waarvan het beheer aansluit op het gewenste beheer van het PrOMT -terrein.”(onderstreping hof)
“Indien mogelijk/gewenst kan ook opsplitsing van het terrein plaatsvinden”)en heeft de stap naar artikel 4 (openbare verkoop aan derden) niet gezet. Over deze beslissing wordt in hoger beroep niet, althans niet tijdig, geklaagd. Dit betekent dat thans aan de orde is de opsplitsing van de PrOMT-percelen conform de uitzondering van artikel 3, slot, meer in het bijzonder het achterwege blijven van gehele of gedeeltelijke aanbieding van perceel 2661 aan [appellant] .
Opsplitsing van de PrOMT-percelen tussen [appellant] en de camping (uitzondering van artikel 3, slot, stappenplan)
Aan [appellant] moet worden toegegeven dat de camping (op grond van de algemene exclaveringsclausule) niet tot het Natura-2000 gebied behoort en voor (intensieve) recreatie wordt gebruikt, maar dat laat onverlet dat de rechtbank – in hoger beroep onweersproken – , overigens met juistheid, heeft vastgesteld dat bij toepassing van de uitzondering van stap 3 (opsplitsing) geen verdere rangorde wordt aangegeven, terwijl het stappenplan daar ook anderszins geen indicatie voor geeft.
(i) De verdeling is ongelijk, waarvoor PrOMT geen basis, laat staan rechtvaardiging, geeft (memorie van grieven 41 en grief 9). Een dergelijke ongelijke behandeling is in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur en dus onrechtmatig.
(ii) De huidige kadastrale verdeling is niet maatgevend (memorie van grieven 42).
(iii) De aangevoerde grensvervaging berust op het onjuist leggen van kadastrale lijnen ((memorie van grieven 43).
(iv) Er wordt een ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt in prijs voor verkochte PrOMT-grond (memorie van grieven 44, plus grief 10).
(v) Ten onrechte wordt geen boeteclausule of terugleveringsverplichting opgenomen bij het wijziging van de bestemming van onder PrOMT gekochte natuurgrond (memorie van grieven 45 en 46).
Voor zover [appellant] aanvoert, dat een deel van zijn grond door de verdeling bovendien ontoegankelijk is, heeft hij deze stelling niet deugdelijk onderbouwd zodat het hof daaraan voorbij gaat.
Slotsom
en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;