ECLI:NL:GHDHA:2016:2061

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
200.191.854/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp aan een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlening van een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp aan een minderjarige, geboren in 1998. De Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, had op 27 mei 2016 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter van 24 mei 2016, waarin het verzoek om een spoedmachtiging werd afgewezen. De kinderrechter had geoordeeld dat de situatie van de jeugdige niet zodanig urgent was dat de zitting van 7 juni 2016 niet kon worden afgewacht.

De Raad stelde dat er grote zorgen waren over de ontwikkeling van de jeugdige, die feitelijk zwervend was en geen contact met haar had. De jeugdige had zich onttrokken aan behandeling en verkeerde in een onveilige situatie, onder andere door haar omgang met een oudere vriend die vermoedelijk in het criminele circuit zat. Het hof oordeelde dat de omstandigheden zodanig waren dat onmiddellijke jeugdhulp noodzakelijk was en dat de behandeling op de zitting van 7 juni 2016 niet kon worden afgewacht zonder gevaar voor de jeugdige.

Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en een spoedmachtiging verleend om de jeugdige in een gesloten accommodatie te plaatsen, met ingang van de uitspraak tot en met 7 juni 2016. Deze beslissing is genomen met inachtneming van de wettelijke vereisten voor het verlenen van een spoedmachtiging, zoals vastgelegd in de Jeugdwet en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 2 juni 2016
Zaaknummer : 200.191.854/01
Rekestnummer rechtbank : JE RK 16-1023
Zaaknummer rechtbank : C/09/511459
Raad voor de kinderbescherming Regio Haaglanden,
te Den Haag,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1) [naam] ,
geboren [in] 1998 te [geboorteplaats] , [buitenland] ,
hierna te noemen: de jeugdige,
2) [naam] ,
wonende op een onbekend adres in [buitenland] ,
hierna te noemen: de moeder,
3) [naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De raad is op 27 mei 2016 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 24 mei 2016 van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de kinderrechter, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de raad afgewezen om toepassing te geven aan artikel 800 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en een spoedmachtiging te verlenen om de jeugdige voorlopig in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot de terechtzitting van 7 juni 2016 om 13.30 uur en de griffier gelast om alle belanghebbenden op te roepen voor die zitting.
Het hof gaat uit van de door de kinderrechter vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
- voor zover uit de stukken is af te leiden oefent de vader feitelijk het gezag uit over de jeugdige;
- de jeugdige woont niet (meer) bij de vader;
- de jeugdige is in de nacht van 23 op 24 mei 2016 bij het Logeerhuis met onbekende bestemming vertrokken;
- de raad heeft bij het inleidend verzoek een instemmende verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van 24 mei 2016 overgelegd;
- de vader staat volgens de raad achter het verzoek van de raad.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de spoedmachtiging om de jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven.
2. De raad verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt:) voor zover het verzoek is afgewezen om de jeugdige te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met toepassing van artikel 800 lid 3 Rv, en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de raad om de jeugdige te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met toepassing van artikel 800 lid 3 Rv, alsnog toe te wijzen.
3. De raad stelt dat de rechtbank in de bestreden beschikking ten onrechte heeft overwogen dat geen toepassing moet worden gegeven aan het bepaalde in artikel 800 lid 3 Rv. De raad is van mening dat er zodanig grote zorgen bestaan die maken dat de, zoals door de rechtbank besloten, zitting van 7 juni 2016 niet kan worden afgewacht. Volgens de raad wordt de ontwikkeling vader de jeugdige ernstig bedreigd en is plaatsing in een gesloten accommodatie noodzakelijk. De jeugdige heeft op dit moment geen woonplek, geen dagbesteding en onttrekt zich aan behandeling. Er is een negatieve terugmelding van haar jeugdreclasseringsmaatregel en van haar taakstraf. Daarnaast zijn er grote zorgen om de veiligheid van de jeugdige omdat zij een vriend heeft van 31 jaar van wie wordt vermoed dat hij in het criminele circuit zit. De jeugdige heeft het afgelopen jaar in verschillende logeerhuizen van Jeugdformaat gewoond en is verwijderd op 15 april 2016 uit het logeerhuis [instelling] wegens niet corrigeerbaar gedrag. Besloten is om de jeugdige vrijwillig gesloten te plaatsen met toestemming van de vader en in afwachting daarvan zou zij weer bij de vader gaan wonen, die samen met de meerderjarige zus van de jeugdige toezicht zou houden op de jeugdige. Het gedrag van de jeugdige leek te verbeteren waarop de vader zijn instemming voor vrijwillige gesloten plaatsing heeft ingetrokken. Op vrijdag 20 mei 2016 gaven de vader en de zus van de jeugdige aan dat het thuis niet houdbaar was met de jeugdige omdat zij vreemde jongens in het huis van de vader liet die niet meer wilden vertrekken. De jeugdige is hierop op een noodbed binnen een logeerhuis geplaatst van Jeugdformaat. In de nacht van 23 op 24 mei 2016 is de jeugdige opgehaald door haar vriend en samen met hem vertrokken. De raad is van mening dat de zitting die door de rechtbank is bepaald op 7 juni 2016 niet kan worden afgewacht in verband met de grote zorgen omtrent de jeugdige. Zij was op 24 mei 2016 nog bij haar vriend, kon daar niet blijven en is bij een vriendin terecht gekomen. De raad stelt dat de jeugdige feitelijk zwervend is omdat zij noch bij Jeugdformaat noch bij de vader kan verblijven. De jeugdige is (telefonisch) onbereikbaar en het is onbekend waar zij zal slapen tot aan de zitting van 7 juni 2016.
4. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet kan een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de jeugdige die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, of indien sprake is van een ernstig vermoeden daarvan. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Ingevolge lid 3 van voormeld artikel behoeft het verzoek instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, tenzij onderzoek feitelijk onmogelijk is.
Artikel 800 lid 3 Rv – dat ingevolge artikel 806 lid 2 Rv in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is - bepaalt dat de beschikking tot machtiging van de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet om een minderjarige uit huis te plaatsen alleen dan aanstonds kan worden gegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Deze beschikkingen verliezen hun kracht na verloop van twee weken, tenzij de belanghebbenden binnen deze termijn in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken.
5. Op basis van hetgeen de raad heeft aangevoerd, met name dat de jeugdige thans zwervend is en geen contact met haar mogelijk is, is het hof van oordeel dat gronden voor een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp aanwezig zijn en dat de behandeling van de rechtbank op 7 juni 2016 niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk gevaar voor de minderjarige. De rechtbank heeft alle belanghebbenden opgeroepen om te worden gehoord op de zitting van 7 juni 2016. Gelet hierop zal het hof de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verlenen met ingang van heden tot en met 7 juni 2016.
6. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en, in zoverre, opnieuw beschikkende:
verleent een spoedmachtiging om [naam] , geboren [in] 1998 te [geboorteplaats] , [buitenland] , met ingang van heden tot en met 7 juni 2016 in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, A.N. Labohm, L.F.A. Husson, bijgestaan door mr. M.A.J. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juni 2016.