ECLI:NL:GHDHA:2016:2032

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
11 juli 2016
Zaaknummer
200.159.217/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake rechtsverwerking en reconventionele vordering in civiele zaak tussen consument en energieleverancier

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep van een consument, aangeduid als [appellant], tegen Eneco Services B.V. en aanverwante vennootschappen. De zaak betreft een geschil over de betaling van gasleveringen die tussen 29 december 2005 en 28 maart 2012 hebben plaatsgevonden. De appellant betwist de hoogte van de vordering van Eneco, die een bedrag van € 8.222,36 vordert, vermeerderd met rente en kosten. De appellant stelt dat hij gerechtvaardigd vertrouwen heeft gekregen dat de afrekening van de geleverde energie definitief was, gebaseerd op eerdere nota's en bevestigingen van Eneco. Het hof verwijst naar een eerdere comparitie van partijen en de memorie van grieven waarin de appellant vijf grieven heeft ingediend tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag.

Het hof oordeelt dat de appellant zich terecht beroept op rechtsverwerking, omdat Eneco door haar gedragingen het vertrouwen heeft gewekt dat zij haar aanspraak niet meer zou geldend maken. Het hof stelt vast dat Eneco bij de nota's van 27 mei, 10 juni en 16 juni 2010 onjuiste informatie heeft verstrekt, en dat de appellant op basis van deze informatie en de bevestigingen van Eneco redelijkerwijs mocht aannemen dat hij bij was met zijn betalingen. Het hof oordeelt dat Eneco slechts de geleverde energie vanaf 30 mei 2010 in rekening mag brengen en dat de zaak naar de rol van 30 augustus 2016 wordt verwezen om Eneco in de gelegenheid te stellen een nieuwe jaarnota op te stellen. De beslissing op de reconventionele vordering van de appellant wordt aangehouden, evenals de behandeling van de overige grieven.

Dit arrest is gewezen door de rechters A. Dupain, H.M. Wattendorff en A.C. Rop en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 juli 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.159.217/01
Zaaknummer rechtbank : 2811131\CV EXPL 14-868

Arrest van 19 juli 2016

in de zaak van

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. S.T. Blom te Amsterdam,
tegen
Eneco Services B.V., h.o.d.n. ‘Eneco’ tevens als gevolmachtigde van Eneco Retail B.V., Stedin Netbeheer B.V. en Eneco Warmte & Koude Leveringsbedrijf B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Eneco,
advocaat: mr. M.P.K. Grootenboer te Barendrecht.

Het geding

Het hof verwijst naar het tussenarrest van 9 december 2014, waarbij een comparitie van partijen werd gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 4 juni 2015; van hetgeen besproken is, is proces-verbaal opgemaakt. Hierna heeft [appellant] bij memorie van grieven (met producties) tevens vermeerdering van eis in reconventie vijf grieven opgeworpen tegen het vonnis van 31 juli 2014 van de rechtbank Den Haag, team kanton, locatie Gouda (hierna: de kantonrechter). Eneco heeft de grieven bij memorie van antwoord (met producties) bestreden, waarna arrest is gevraagd.

De beoordeling van het hoger beroep

1. Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag hoeveel geld [appellant] aan Eneco verschuldigd is voor gas, dat Eneco vanaf 29 december 2005 tot 28 maart 2012 (moment waarop [appellant] van energie is afgesloten) aan [appellant] heeft geleverd op het adres Noordkade 135 in Waddinxveen en tot juni 2011 abusievelijk niet, althans niet volledig in rekening heeft gebracht.
Eneco vordert ter zake van het geleverde gas een bedrag van € 8.222,36 vermeerderd met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.Na verweer van [appellant], die daarbij verzocht Eneco te verplichten de gas- en elektra-aansluiting te herstellen, heeft de kantonrechter de vorderingen van Eneco toegewezen. Op het verzoek van [appellant] is niet beslist.
2. Met de
eerste griefberoept [appellant] zich erop, dat Eneco bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen van definitieve afrekening van geleverde energie heeft gewekt met drie hierna nader omschreven nota’s van 27 mei 2010, van 10 juni 2010 en van 16 juni 2010, de daaropvolgende telefonische bevestigingen van Eneco aan hem dat die nota’s juist waren en het gegeven dat ter vaststelling van die nota’s een monteur bij hem langs is geweest ter controle van de meterstanden. Volgens hem heeft Eneco haar recht op betaling van het gas verwerkt.
3. Voor de beantwoording van de vraag of het beroep op rechtsverwerking van [appellant] slaagt, gaat het hof uit van het volgende.
* Bij het aangaan van de overeenkomst eind 2005 heeft [appellant], zo stelt Eneco, als beginstand van de gasmeter opgegeven 16.618 m3. Op 28 maart 2012 heeft een monteur van Eneco de stand van 34.437 m3 opgenomen. Die meterstanden worden niet door [appellant] betwist. Het totale gasverbruik over de periode van eind 2005 tot 28 maart 2012 beloopt dus 17.819 m3.
* [appellant] heeft in de loop der jaren maandelijkse voorschottermijnen voor energie betaald. Aanvankelijk heeft hij Eneco geen meterstanden doorgegeven. Hij deed dit voor het eerst in 2009, later ook in februari 2010 en mei 2010.
* Naar aanleiding van de doorgegeven meterstanden ontving [appellant] een “aanvullende nota” d.d. 27 mei 2010. Blijkens de specificatie op pagina 2 ziet die nota op levering van elektriciteit vanaf mei 2006 tot 23 februari 2010. De totale kosten daarvan bedragen € 1.411,70. Op pagina 1 worden drie nota’s genoemd die eerder aan [appellant] in rekening zijn gebracht (naar het hof begrijpt zijn dit eerdere jaarnota’s). Een en ander resulteerde erin dat [appellant] een bedrag van € 1.410,55 van Eneco retour ontving. Zoals Eneco o.m. bij conclusie van repliek (onder punt 4) heeft erkend, is in deze nota per abuis het gasverbruik totaal achterwege gelaten.
* Eneco zond vervolgens een jaarnota d.d. 10 juni 2010, blijkens de specificatie op pagina 2 ter zake van geleverde elektriciteit en (269 m3) gas over de periode van begin juni 2009 tot begin juni 2010. Volgens die jaarnota bedroegen de kosten daarvan in totaal € 595,47. Verminderd met reeds in rekening gebrachte termijnen van in totaal € 1.176,- resulteerde ook die nota in een teruggave door Eneco aan [appellant], ditmaal van € 526,53.
* Op die jaarnota van 10 juni 2010 volgde een correctienota d.d. 16 juni 2010. De bedragen op de nota van 16 juni zijn hetzelfde als die op de nota van 10 juni.
* Bij de jaarnota van 10 juni 2011 is de levering van (totaal) 11.533 m3 plus 3.186 m3 gas in rekening gebracht. Hoewel op de nota is vermeld dat dit het geleverde gas sedert 3 juni 2009 zou zijn (van 3 juni 2009 tot 23 februari 2010 10.623 m3, van 23 februari 2010 tot 30 mei 2010 910 m3 en van 30 mei 2010 tot 31 mei 2011 3.186 m3), begrijpt het hof uit de stellingname van Eneco omtrent het abusievelijk niet in rekening brengen van het gasverbruik bij de nota van 27 mei 2010, dat hiermee het totale gasverbruik vanaf eind 2005 in rekening is gebracht, onder aftrek van de in die periode reeds betaalde voorschotten.
4. Volgens [appellant] heeft hij na ontvangst van de nota’s van 27 mei 2010, 10 juni 2010 en 16 juni 2010 telkens telefonisch contact opgenomen met Eneco met de vraag of die nota’s wel correct waren. Volgens hem is zijn vraag toen telkens bevestigend beantwoord en vertelde men hem keer op keer dat hij zich geen zorgen hoefde te maken, er was immers teveel betaald. Voorts stelt hij dat er daarna een monteur van Eneco bij hem langs is geweest om de standen te verifiëren.
Eneco betwist dat [appellant] die telefoontjes heeft gepleegd en zij betwist ook de komst van de monteur.
Het hof acht deze betwistingen van de gedetailleerde stellingen van [appellant] onvoldoende gemotiveerd. Van een bedrijf als Eneco mag worden verwacht dat zij deugdelijk administreert welke communicatie met haar klanten plaatsvindt. Indien een klant beweert getelefoneerd te hebben omtrent de juistheid van de door Eneco gezonden facturen en Eneco betwist dat, dan is het aan haar om uit te leggen op welke wijze zij met dergelijke telefonische communicatie pleegt om te gaan en om eventueel op eenvoudige wijze (bijvoorbeeld via overlegging van het dossier) te laten zien dat van een dergelijk contact, anders dan de klant stelt, uit het dossier niet blijkt. Eneco heeft het in dit geval echter gelaten bij een blote betwisting van de stelling van [appellant] omtrent de telefoontjes. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de komst van de monteur. Dit leidt ertoe dat het hof uitgaat van de juistheid van de stellingen van [appellant] op dit punt.
5. Wil een beroep op rechtsverwerking slagen, dan is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden vereist waardoor hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard ingeval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. Een beroep op rechtsverwerking kan dus enkel in uitzonderlijke omstandigheden slagen.
6. Naar het oordeel van het hof doen die uitzonderlijke omstandigheden zich in dit geval voor.
[appellant] heeft vanaf 2005 maandelijks voorschotten betaald aan Eneco voor gas en elektra. Hij heeft in februari 2010 en in mei 2010 meterstanden aan Eneco doorgegeven. [appellant] heeft een nota (d.d. 27 mei 2010) van Eneco ontvangen. Naar aanleiding van die nota, waarbij alleen elektriciteit in rekening was gebracht en die erin resulteerde dat [appellant] geld retour ontving, heeft [appellant] telefonisch contact opgenomen met Eneco, met de vraag of de nota juist was, hetgeen bevestigend werd beantwoord. Hierna is een nota (d.d. 10 juni 2010) gestuurd waarbij wel gasverbruik was berekend, zij het uitzonderlijk weinig (269 m3), welke nota erin resulteerde dat [appellant] nog meer geld terugkreeg. Naar aanleiding hiervan heeft [appellant] opnieuw contact opgenomen met Eneco met de vraag of die nota juist was. Ook toen ontving hij een bevestigend antwoord. Tot slot werd hem nog een correctienota (d.d. 16 juni 2010) gezonden, die geen correctie in de te betalen of terug te ontvangen geldbedragen inhield. In dezelfde periode is een monteur langs geweest ter verificatie van de meterstanden. Vervolgens heeft [appellant] een jaar lang niet van Eneco vernomen.
Onder deze omstandigheden mocht [appellant] er redelijkerwijs op vertrouwen dat de door hem opgegeven (en door een monteur gecontroleerde) meterstanden verwerkt waren en hij na de correctienota van 16 juni 2010 in elk geval tot en met 30 mei 2010, de datum waarop hij laatstelijk de meterstanden had doorgegeven, “bij” was met de betaling van de energie. Er was immers geen sprake van een op het eerste gezicht onmiskenbare vergissing van Eneco, die er zelf ook pas een jaar later achter kwam dat de drie in 2010 verzonden nota’s niet juist waren. Dat bij nauwkeurige bestudering van de nota blijkt dat een sternoot is toegevoegd bij de vermelding van het gasverbruik, welke sternoot blijkens de verklaring daarvan betekent dat het betreffende verbruik waarbij het sterretje is geplaatst, geschat is, doet aan het voorgaande niet, althans onvoldoende af, nu [appellant] de meterstanden aan zijn energieleverancier heeft doorgegeven, hij daarna kort na elkaar nota’s heeft ontvangen genaamd “aanvullende nota”, “jaarnota” en “correctienota”, zodat hij ervan mocht uitgaan dat de doorgegeven meterstand in die nota’s zou zijn verwerkt, die nota’s een veelheid aan geleverde producten en diensten bevatten, hij herhaalde malen heeft geïnformeerd of die nota’s juist zijn en hij daarop telkens een bevestigend antwoord van de energieleverancier kreeg.
7. Het slagen van het beroep op rechtsverwerking heeft tot gevolg dat Eneco bij de nota van 10 juni 2011 alleen de geleverde energie vanaf 30 mei 2010 in rekening mocht brengen.
Volgens de nota van 10 juni 2011 is in de periode 30 mei 2010 tot 31 mei 2011 3.186 m3 gas geleverd. Eneco zal in de gelegenheid gesteld worden op basis van dit uitgangspunt een nieuwe jaarnota over die periode samen te stellen en inzichtelijk te maken wat [appellant] (na de sedert 30 mei 2010 gedane betalingen) eventueel nog verschuldigd is. Zij mag die gegevens bij akte overleggen, waarna [appellant] daarop mag reageren.
8. Het slagen van de eerste grief brengt mee dat de
tweede grief, waarmee [appellant] een beroep deed op verjaring/verval van de vordering geen behandeling meer behoeft.
9. Met de
vierde griefklaagt [appellant] erover dat de kantonrechter zijn vordering in reconventie niet heeft behandeld en niet heeft toegewezen. [appellant] heeft in zijn conclusie van antwoord de rechtbank verzocht Eneco op te dragen de toen reeds afgesloten gas- en elektra-aansluitingen te herstellen althans weer aan te laten sluiten.
10. Volgens Eneco is geen sprake geweest van een reconventionele vordering. Titel noch inhoud van de conclusie vermelden dat sprake is van een dergelijke vordering De eis in reconventie moet eindigen in een duidelijke vordering, desgewenst uitvoerbaar bij voorraad en gekoppeld aan een proceskostenveroordeling. Voorts moet melding worden gemaakt van tegen de vordering aangevoerde verweren. Aan dat alles is niet voldaan, aldus nog steeds Eneco.
11. Naar het oordeel van het hof mogen aan de wijze waarop een in persoon procederende partij een reconventionele vordering instelt geen al te hoge eisen worden gesteld. Voor de wederpartij en de rechtbank moet duidelijk zijn dat en wat als tegenvordering wordt ingediend. Het hof is van oordeel dat het verzoek van [appellant] aan die eisen voldoet. [appellant] verzoekt de rechtbank om Eneco op te dragen de (toen reeds) afgesloten gas- en elektra-aansluitingen te herstellen althans weer aan te laten sluiten. Het is niet mis te verstaan wat hij daarmee bedoelt. Dat [appellant] daaraan niet tevens een verzoek tot kostenveroordeling en uitvoerbaarheid bij voorraad heeft gekoppeld doet daaraan niet af.
12. De afsluiting van energie is mede gebaseerd op het feit dat [appellant] een groot deel van de energiekosten niet heeft betaald, van welk deel nu is komen vast te staan dat Eneco het recht heeft verwerkt die te vorderen. Het hof zal de beslissing op deze vordering aanhouden totdat Eneco het in rechtsoverweging 7 vermelde overzicht heeft verschaft.
13. De behandeling van de
derde grief(betreffende rente en kosten) en de
vijfde grief(een algemene) wordt aangehouden.

Beslissing

Het hof:
 verwijst de zaak naar de rol van 30 augustus 2016 teneinde Eneco in de gelegenheid te stellen de akte als bedoeld in rechtsoverweging 7 te nemen, waarop [appellant] zal mogen reageren;
 houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Dupain, H.M. Wattendorff en A.C. Rop en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2016 in aanwezigheid van de griffier.