ECLI:NL:GHDHA:2016:1969

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
5 juli 2016
Zaaknummer
2200331515
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt en diefstal van elektriciteit in woning te 's-Gravenhage

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte werd beschuldigd van het telen van hennep en het illegaal afnemen van elektriciteit in zijn woning. Het hof oordeelde dat de verdachte gedurende enkele maanden hennep had geteeld in zijn woning, waarbij hij opzettelijk ongeveer 346 hennepplanten had gekweekt. Daarnaast had hij op illegale wijze elektriciteit afgenomen voor de hennepkwekerij. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, door de politierechter. In hoger beroep bevestigde het hof deze straf, waarbij het de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging nam. Het hof oordeelde dat het telen van hennep, vooral in combinatie met het illegaal afnemen van elektriciteit, een gevaar voor de omgeving vormt en bijdraagt aan andere vormen van criminaliteit. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, maar het hof vond een onvoorwaardelijke taakstraf passend. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten, met de bijbehorende straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003315-15
Parketnummer: 09-730276-14
Datum uitspraak: 24 juni 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 13 juli 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1977,
adres: [adres] te [plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 juni 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 8 september 2014 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 346 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 8 september 2014 te 's-Gravenhage met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 346 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 8 september 2014 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 09 september 2014 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 346 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 9 september 2014 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door braak/verbreking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 april 2014 tot en met 8 september 2014 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]
)een hoeveelheid van
(in totaal
)ongeveer 346 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op
of omstreeks09 september 2014 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 346 hennepplanten,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 april 2014 tot en met 9 september 2014 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin
/uiteen pand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid
stroom/elektriciteit
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),zulks na
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed
(eren)onder zijn
/hunbereik te hebben gebracht door
middel vanbraak/verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2014 (proces-verbaalnummer 2014214471; dossierpagina’s 67 en 68) is op 9 september 2014 een onderzoek ingesteld in de woning aan de [adres] te ’s-Gravenhage. In de woning is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, bestaande uit twee kweekruimtes, met in totaal 346 hennepplanten.
Uit de rapportage diefstal energie d.d. 12 september 2014 (dossierpagina 44 tot en met 47) valt op te maken dat elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Hiertoe is de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken.
Blijkens het proces-verbaal aanhouding d.d. 9 september 2014 (proces-verbaalnummer PL1500-2014214471-4; dossierpagina’s 30 tot en met 32) werd in de woning op de eerste woonlaag in een slaapkamer onder een bureau de verdachte aangetroffen.
De verdachte heeft op 9 september 2014 bij de politie verklaard dat alleen hij, zijn vriendin en hun kinderen in het huis aan de [adres] te ’s-Gravenhage wonen (proces-verbaalnummer PL1500-2014214471-8; dossierpagina’s 94 tot en met 96).
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in het casino geld had verloren. Vervolgens werd hij aangesproken door een man genaamd [naam]. [naam] wilde de verdachte met zijn problemen helpen door een kamer bij hem huren. [naam] had niet gezegd wat hij wilde doen met de ruimte. Pas later zei [naam] dat hij in de ruimte bloemen wilde kweken. Voor het water geven en de huur zou hij € 1500,- ontvangen. Ten behoeve van de bloemenkweek is het huis vervolgens in ongeveer twee weken verbouwd. De verbouwing vond plaats in juli/augustus. De verdachte wist niet dat het om hennepplanten ging.
Het hof stelt bij de beoordeling van het bewijs voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat, behoudens bijzondere feiten of omstandigheden, de bewoner van een woning geacht wordt bekend te zijn met de aanwezigheid van de spullen die zich in die woning bevinden en geacht wordt daarover te kunnen beschikken. De verdachte heeft op geen enkele wijze concrete en/of verifieerbare feiten en omstandigheden aangevoerd die zijn verklaring dat de hennepkwekerij aan [naam] toebehoorde controleerbaar maken. Het hof acht de verklaring van de verdachte dan ook niet aannemelijk geworden. Het hof is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de hennepkwekerij aan de verdachte toebehoorde, dat hij werkzaamheden ten behoeve van het telen heeft uitgevoerd en dat hij ten behoeve van die hennepkwekerij op illegale wijze elektriciteit heeft afgenomen.
Ten aanzien van de ten laste gelegde periode overweegt het hof het volgende. Uit de eerdergenoemde rapportage diefstal energie blijkt dat er twee zakken gevuld met resten van hennepplanten en een schaar met restanten van hennepplanten zijn aangetroffen.
Verder volgt uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2014 (proces-verbaalnummer PL1500-2014214471-32; dossierpagina’s 107 en 108) dat er op de assimilatielampen in de kweekruimte een dikke laag stof lag. Ook zijn er in de schuur gebruikte kweekpotten aangetroffen met kalkresten erop. Het hof acht het gelet op het voorgaande aannemelijk dat er (tenminste) één keer is geoogst voordat de hennepplanten op 9 september 2014 werden aangetroffen.
Gelet op het groeistadium waarin de hennepplanten zich bij het ontdekken van de hennepkwekerij bevonden alsmede gelet op de duur van een gemiddelde kweekcyclus (10 weken) is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep in de periode die aanvangt rond 1 april 2014.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende enkele maanden hennep geteeld in zijn woning. Het telen van hennep vormt, zeker wanneer er illegaal elektriciteit wordt afgetapt, een gevaar voor omwonenden en veroorzaakt vaak ook overlast. Daarnaast geeft het telen van en de handel in hennep veelvuldig aanleiding voor andere vormen van criminaliteit, waaronder gewelds- en vermogensdelicten. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de handel in verdovende middelen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 mei 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. J.T.F.M. van Krieken,
mr. P. van Essen en mr. J. Candido, in bijzijn van de griffier mr. A.D. Verhoeven.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 juni 2016.