Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 12 juli 2016
Academic Clinical Services & Logistics B.V.,
[geïntimeerde],
Het verdere verloop van het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Ade feiten
Bde vorderingen in eerste aanleg
een definitief pensioenplan op te stellen, dat terugwerkt tot 1 augustus 2005 en dat wat betreft de premieverdeling voor de periode tot 1 april 2010 in overeenstemming is met de bij het LUMC of PGGM/PFZW geldende premieverdeling en vanaf 1 april 2010 aansluit bij de door de CAO voorgeschreven premieverdeling, (ii) ACSL – onder last van een dwangsom – wordt veroordeeld om voor de periode van 1 augustus 2005 tot 1 april 2010 uitvoering te geven aan voornoemd pensioenplan, (iii) ACSL wordt veroordeeld tot het betalen aan [geïntimeerde] van de sinds 1 april 2010 op haar salaris ingehouden werkgeversbijdrage aan de pensioenpremie, (iv) ACSL wordt veroordeeld tot toekenning en uitbetaling van loonsverhogingen en eindejaarsuitkeringen, een en ander vermeerderd met wettelijke verhoging en rente, (v) ACSL wordt veroordeeld tot uitbetaling van 186 extra door [geïntimeerde] gewerkte uren, dan wel tot het in staat stellen van [geïntimeerde] om die uren in tijd op te nemen, en (vi) ACSL wordt veroordeeld in de door [geïntimeerde] gemaakte buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
Cde vonnissen in eerste aanleg
Dde vorderingen in hoger beroep
€ 39.808,00, althans een bedrag van € 3.025,00 dan wel € 2.275,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Ede grieven in het principaal en incidenteel appel
eerste griefwordt opgekomen tegen de toewijzing van de vorderingen die inhouden dat ACSL met terugwerkende kracht een pensioenregeling voor haar treft voor de periode tussen 1 augustus 2005 en 1 april 2010 en tegen de verwerping van het beroep van ACSL op verjaring. De
tweede griefis gericht tegen de toewijzing door de kantonrechter van de vorderingen die zien op de pensioenvoorziening van [geïntimeerde] in de periode vanaf 1 april 2010, en de
derde grieftegen de toewijzing door de kantonrechter van de op grond van de CAO gevorderde loonsverhogingen en eindejaarsuitkeringen. De
vierde griefheeft de toewijzing van de door [geïntimeerde] gevorderde 186 extra gewerkte uren tot onderwerp, en de
vijfde griefde veroordeling door de kantonrechter van ACSL in de kosten van de procedure.
eerste griefwordt geklaagd dat de kantonrechter bij de vaststelling van het werkgeversgedeelte en het werknemersgedeelte van de pensioenpremie na 1 april 2010 ten onrechte is uitgegaan van een premieverdeling van 50/50%. In de
tweede griefwordt opgekomen tegen de afwijzing door de kantonrechter van de door [geïntimeerde] gevorderde buitengerechtelijke kosten.
Fde beoordeling
de pensioenbijdrage tot 1 april 2010
pensioenbijdrage vanaf 1 april 2010
een gedeeltevan de premie op de werknemer mag worden verhaald. In appel stelt [geïntimeerde] ter onderbouwing van haar eerste incidentele grief - en de daarin opgenomen wijziging van eis - dat uit artikel 6 van de arbeidsovereenkomst een premieverdeling voortvloeit waarbij het werknemersgedeelte, in overeenstemming met de regeling die voor [geïntimeerde] gold toen zij nog in dienst was bij het LUMC, 4,95% bedraagt.
50% op de werknemer wordt verhaald, niet algemeen verbindend verklaard. Nog daargelaten dat de algemeenverbindendverklaring dateert van 22 mei 2012 – en daarom geen effect kan hebben gehad vanaf 1 april 2010 – volgt uit de AVV CAO derhalve geen verplichting voor ACSL om 50% van de pensioenpremie van [geïntimeerde] voor haar rekening te nemen. Nu gesteld noch gebleken is dat partijen de toepasselijkheid van bedoelde bepaling uit de CAO overeen zijn gekomen, kan [geïntimeerde] zich daarop niet met succes beroepen.
salarisverhogingen en eindejaarsuitkeringen
25 mei 2012 recht heeft op:
“Loonsverhoging
compensatie-uren
buitengerechtelijke kosten
€ 3.025,00 dan wel € 2.275,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
bewijsaanbod
slotsom
Beslissing
W.M. Limborgh en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2016 in aanwezigheid van de griffier.