ECLI:NL:GHDHA:2016:1891

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
29 juni 2016
Zaaknummer
200.133.522/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van een gedetailleerde zorgregeling voor minderjarigen in het kader van een echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor twee minderjarigen, geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder. De vader, vertegenwoordigd door mr. M.A. Oosterveen, en de moeder, bijgestaan door mr. M.C. Kwakkelstein-Doornbos, hebben een geschil over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken. De raad voor de kinderbescherming heeft in deze procedure advies uitgebracht, waarin werd gesteld dat de ouders niet in staat zijn om constructief overleg te voeren en dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de scheidingsproblematiek.

Het hof heeft vastgesteld dat beide ouders goede opvoeders zijn, maar dat de huidige zorgregeling niet in het belang van de minderjarigen is. De ouders hebben in grote lijnen overeenstemming bereikt over een gelijke verdeling van zorgtaken, maar er zijn nog enkele punten van geschil, zoals de wisseltijden en de communicatie tussen de ouders. Het hof heeft een zorgregeling vastgesteld die de overdrachtsmomenten zo veel mogelijk beperkt en waarin de minderjarigen in de even weken bij de vader en in de oneven weken bij de moeder verblijven. Daarnaast zijn er specifieke afspraken gemaakt voor vakanties, feestdagen en bijzondere dagen.

De beschikking van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft de bestreden beschikking voor zover deze de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft vernietigd en opnieuw vastgesteld. Het hof heeft het verzoek van de vader om de kinderen van de huidige partner van de moeder niet tegelijkertijd in het gezin van de moeder te laten verblijven, afgewezen. De ouders zijn aangespoord om in onderling overleg beslissingen te nemen over de minderjarigen, met het oog op hun toekomst.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 20 april 2016
Zaaknummer : 200.133.522/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 13-945
Zaaknummer rechtbank : 417670
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
voorheen mr. D.N. van Wensen te Rotterdam, thans mr. M.A. Oosterveen te Rotterdam,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.C. Kwakkelstein-Doornbos.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Voor het procesverloop verwijst het hof naar zijn beschikking van 20 augustus 2014, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
Bij die beschikking is de raad verzocht een onderzoek in te stellen zoals in rechtsoverweging 8 is uiteengezet en daaromtrent rapport en advies uit te brengen en is de behandeling aangehouden tot zaterdag 29 november 2014. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
De raad heeft bij brief van 22 april 2015 zijn rapport van 21 april 2015 aan het hof overgelegd.
Bij brief van 7 mei 2015 heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld te reageren op het rapport van de raad.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 29 mei 2015 een V-formulier met bijlage;
van de zijde van de moeder:
- op 26 mei 2015 een brief van 22 mei 2015.
Het hof heeft partijen vervolgens bij brief van 19 juni 2015 gevraagd of zij zich nog nader schriftelijk willen uitlaten of dat zij een voortzetting van de mondelinge behandeling wensen.
De moeder heeft het hof op 23 juni 2015 bericht dat zij een voortzetting van de mondelinge behandeling wenst. De vader heeft het hof op 2 juli 2015 bericht dat hij eveneens een voortzetting van de mondelinge behandeling wenst.
Nadien zijn bij het hof de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
  • op 14 oktober 2015 een brief van 9 oktober 2015 met bijlagen;
  • op 23 december 2015 een brief van 22 december 2015 met bijlagen;
  • op 22 januari 2016 een brief van 22 december 2015 met bijlagen;
  • op 28 januari 2016 een brief van 23 januari 2016 met bijlage;
van de zijde van de moeder:
- op 28 september 2015 een brief van diezelfde datum met bijlage.
De mondelinge behandeling is op 5 februari 2016 voortgezet.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- de heer [naam 1] namens de raad.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter namens het hof medegedeeld dat de mondelinge behandeling wordt aangehouden tot de terechtzitting van 16 maart 2016 te 12.00 uur.
Vervolgens is van de zijde van de moeder op 4 maart 2016 een V-formulier van diezelfde datum met als bijlage een brief van diezelfde datum met bijlagen bij het hof ingekomen en van de zijde van de vader op 11 maart 2016 een brief van 9 maart 2016 met bijlagen.
De mondelinge behandeling is op 16 maart 2016 voortgezet.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 2] namens de raad.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
Na de mondelinge behandeling is van de zijde van de vader een brief ingekomen op 23 maart 2016, waarop het hof geen acht zal slaan.

VERDERE BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1. Het hof stelt vast dat de door de vader op 11 maart 2016 ingezonden brief met bijlagen binnen de termijn van tien kalenderdagen als bedoeld in artikel 1.4.4 van het geldende procesreglement is ontvangen. Hoewel de moeder tegen het overleggen van deze stukken bezwaar heeft gemaakt, zal het hof desondanks acht slaan op deze stukken. De advocaat van de moeder heeft immers ter zitting te kennen gegeven de betreffende stukken te hebben gelezen en is op de inhoud van de stukken ingegaan.
2. Het hof handhaaft al hetgeen het in zijn beschikking van 20 augustus 2014 heeft overwogen. Verder is komen vast te staan dat de minderjarigen bij beschikking van 19 mei 2015 voor de duur van acht maanden onder toezicht zijn gesteld van een gecertificeerde instelling. De ondertoezichtstelling is niet verlengd en mitsdien beëindigd.
3. In geschil zijn thans de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] (hierna ook te noemen: [minderjarige 1] ), en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] (hierna ook te noemen: [minderjarige 2] ) en de toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: de zorgregeling) ter zake de minderjarigen.
4. Uit het rapport van de raad komt - kort samengevat - het volgende naar voren. De minderjarigen worden door de scheidingsproblematiek ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De ouders zijn niet in staat gebleken de minderjarigen buiten hun onderlinge strijd te houden en de belangen van de minderjarigen voorop te stellen. De ouders zijn niet in staat om constructief overleg te voeren. Zij wijzen naar elkaar als oorzaak van de problemen waardoor zij onvoldoende verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen aandeel in de strijd en de oplossing daarvan. Ondanks de strijd tussen de ouders, doen de minderjarigen het goed bij beide ouders en hebben zij met beiden positief contact. De raad meent dat het belang van de minderjarigen het meest gediend is wanneer er zo min mogelijk haal- en brengmomenten zijn omdat op die momenten de minderjarigen het meest belast worden met de strijd. De raad adviseert een zorgregeling als volgt:
  • de moeder brengt de minderjarigen op zaterdagmiddag om 17.30 uur naar de vader;
  • de minderjarigen verblijven tot en met woensdagochtend bij de vader;
  • op woensdagmiddag haalt de moeder de minderjarigen na schooltijd op bij de vader;
  • de minderjarigen verblijven dan tot en met zaterdag 17.30 uur bij de moeder.
Als de minderjarigen beiden naar school gaan, dan adviseert de raad de minderjarigen door de vader uit school te laten halen. Met betrekking tot de vakanties, verjaardagen en feestdagen adviseert de raad dat deze dagen evenredig verdeeld worden tussen de ouders.
5. Nadien hebben partijen overeenstemming bereikt over de zorgregeling en wel zoals opgenomen in de bijlage bij de brief van de moeder van 22 mei 2015. De wisseltijden op de maandagmorgen en vrijdagmiddag houden partijen nog verdeeld. Daarnaast wenst de moeder vast te leggen op welke dag, welk tijdstip en hoe lang er gebeld wordt met de minderjarigen. De moeder stelt voor dat de ouders het halen en brengen van de minderjarigen voortaan samen uitvoeren, en wel in die zin dat de ouder waar de minderjarigen zullen gaan verblijven de minderjarigen ophaalt bij de andere ouder. De moeder wenst dat de minderjarigen in de oneven weken het weekend bij de moeder verblijven. Ook ten aanzien van de verdeling van de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen stelt de moeder een verdeling voor.
6. Bij voornoemde brief van 22 januari 2016 en van 11 maart 2016 heeft de vader zijn verzoek gewijzigd in die zin dat hij thans verzoekt:
-
primair:een zorgregeling vast te stellen inhoudende dat de minderjarigen van zondagmiddag 17.30 uur tot anderhalve week later, de woensdagmiddag 17.30 uur bij hem zullen zijn, waarna de minderjarigen vervolgens van woensdagmiddag 17.30 uur tot de daarop volgende zondag 17.30 uur bij de moeder zullen zijn.
-
subsidiair: een andere zorgregeling vast te stellen, waaronder ook de verdeling van de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen valt;
- Verblijf buitenland: de vader geeft geen toestemming tot uitreis buitenland door de moeder en verzoekt het hof toestemming om zonder interventie van de moeder met de minderjarigen vrij uit te reizen buiten Nederland;
- ID kaarten: de vader verzoekt om te bepalen dat de ID kaarten van de minderjarigen samen met de minderjarigen zullen worden overgedragen.
7. Bij voornoemde brief van 4 maart 2016 heeft de moeder gesteld dat zij zich niet kan vinden in de door de vader voorgestelde nieuwe zorgregeling. De moeder verwijst hiertoe naar het rapport van de raad waarin wordt vastgesteld dat de minderjarigen liever meer bij de moeder zijn dan thans het geval is door de huidige zorgregeling. De moeder heeft daarbij van de toenmalige gezinsvoogd gehoord dat het beter zou zijn als de minderjarigen volledig bij de moeder zouden wonen en slechts een standaard zorgregeling zou gelden van één weekend per veertien dagen bij de vader. De moeder wijzigt haar verzoek in die zin dat zij thans verzoekt om te bepalen dat het hoofdverblijf van beide minderjarigen bij haar zal zijn en
primair: de zorgregeling aldus vast te stellen dat de minderjarigen eenmaal in de veertien dagen een weekend bij de vader verblijven alsmede de helft van de feestdagen en vakanties volgens het voorstel in de brief van 28 september 2015.
Subsidiairverzoekt de moeder de zorgregeling vast te stellen zoals in de brief van 28 september 2015 is aangegeven inhoudende:
- wisselmomenten op maandagmorgen en vrijdagmiddag;
- vaste belcontacten;
- degene bij wie de minderjarigen gaan verblijven haalt de minderjarigen op bij de andere ouder;
- de minderjarigen zijn in de oneven weken het weekend bij de moeder; het hof moet nog beslissen over de wisseltijden;
- een regeling vast te stellen voor de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen;
- Verblijf buitenland: beide ouders zullen toestemming verlenen voor een verblijf in het buitenland (met uitzondering van landen met een negatief reisadvies) als de verzoekende ouder bij het verzoek informeert over de plaats van bestemming, wijze van reizen, duur van het verblijf en wijze van contact tijdens het verblijf; het toestemmingsformulier wordt binnen één week na het verzoek verstrekt;
- ID kaarten: de moeder heeft deze kaarten in haar beheer, geeft ze af aan de vader voor een verblijf in het buitenland, maar de vader moet de kaarten na afloop teruggeven aan de moeder;
- de vader is verantwoordelijk voor de tandartsbezoeken, en de moeder voor de kapper. Bezoek aan de huisarts is de verantwoording voor de ouder waar de minderjarigen verblijven met informatie aan de andere ouder over de reden, het advies c.q. de behandeling;
De moeder legt een aangepast schema over betreffende de zorgregeling.
8. De raad heeft ter zitting bij het hof naar voren gebracht dat het goed is als er een einde aan de procedure zou komen en duidelijkheid wordt geschapen voor zowel de ouders als de minderjarigen. Beide ouders zijn goede opvoeders. Het gaat telkens fout in het onderlinge contact. De raad stelt voor om een zorgregeling vast te stellen waarin zo min mogelijk overdrachtsmomenten plaatsvinden omdat juist die momenten spannend zijn voor de minderjarigen.
9. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:253a, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag, waaronder geschillen inzake de zorgregeling en de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
10. De advocaat van de vader heeft in zijn brief van 11 maart 2016 slechts verwezen naar de daarbij als productie 1 gevoegde brief van de vader van 23 januari 2016 en de daarin opgenomen verzoeken van de vader. De advocaat van de vader heeft nagelaten het petitum van zijn beroepschrift in overeenstemming te brengen met de door de vader in zijn brief geformuleerde verzoeken. Uit het (nieuwe) verweer van de moeder en het debat van partijen ter zitting bij het hof op 16 maart 2016 is naar het oordeel van het hof gebleken dat het voor beide partijen duidelijk is waar de rechtsstrijd over gaat, namelijk over de nieuwe verzoeken van de vader met betrekking tot de zorgregeling zoals die in productie 1 bij de brief van 11 maart 2016 van de advocaat van de vader zijn geformuleerd en over het door de moeder in haar brief van 4 maart 2016 geformuleerde verweer en de daarin vermelde verzoeken, zoals hiervoor uitgebreid omschreven. Het hof zal deze zeer gedetailleerde verzoeken dan ook beoordelen.
11. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het naar omstandigheden goed gaat met de minderjarigen en dat beide ouders goede opvoeders en geschikt zijn om de zorg voor de minderjarigen op zich te nemen. Het hof zal dan ook de door de vader primair verzochte zorgregeling afwijzen, nu die zorgregeling het onwenselijke gevolg zou hebben dat de minderjarigen de moeder veel minder zouden zien dan de vader, namelijk nog maar drie dagen per veertien dagen. Het hof acht dat niet in het belang van de minderjarigen. Het hof zal om diezelfde reden de door de moeder primair verzochte zorgregeling afwijzen, evenals het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige 2] ook bij haar te bepalen, nu niet gebleken is van steekhoudende gronden om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige 2] te wijzigen in die van de moeder in plaats van de vader.
12. Partijen zijn het er, gezien hun subsidiaire verzoeken, in grote lijnen over eens dat er min of meer een gelijke verdeling van zorgtaken heeft te gelden voor beide ouders. Het hof acht het, in het belang van de minderjarigen, zeer wenselijk dat partijen zelf in onderling overleg beslissingen aangaande de minderjarigen kunnen nemen, in het bijzonder met het oog op de toekomst waarin de ouders flexibel moeten kunnen inspelen op eventueel zich voordoende veranderende omstandigheden. Nu zij er ten aanzien van de zorgregeling op bepaalde punten niet uitkomen, zal het hof de volgende zorgregeling vaststellen. Het hof acht deze regeling, waarbij de overdrachtsmomenten, zoals de raad adviseert, zo veel mogelijk beperkt worden, redelijk en in het belang van de minderjarigen:
in de ene week:
- van vrijdagavond 18.30 uur tot de daaropvolgende woensdag 17.30 uur bij de vader;
- van woensdag 17.30 uur tot de daaropvolgende maandagochtend aanvang school of, als de minderjarigen niet naar school moeten, tot 09.30 uur bij de moeder:
in de andere week:
- van maandag uit school, of van maandag 9.30 uur indien de minderjarigen niet naar school moeten, tot de daarop volgende woensdag 17.30 uur bij de vader;
- van woensdag 17.30 uur tot vrijdag 18.30 uur bij de moeder.
Het hof zal daarbij bepalen dat de zorgregeling zodanig wordt uitgevoerd dat de minderjarigen de weekenden die in de even weken vallen bij de vader zullen zijn en de weekenden die in de oneven weken vallen bij de moeder zullen zijn. Verder is het hof van oordeel dat van beide ouders een evenredige inspanning kan worden verwacht bij het uitvoeren van deze zorgregeling. Het hof acht dan ook in het belang van de minderjarigen dat de ouder bij wie de minderjarigen niet verblijven de minderjarigen bij de andere ouder ophaalt. Het spreekt voor zich dat de ouder bij wie de minderjarigen verblijven de minderjarigen naar school brengt.
- zomervakantie: de minderjarigen verblijven maximaal twee weken aaneengesloten bij een ouder: in de oneven jaren de eerste helft twee weken naar keuze bij de vader en in de laatste helft twee weken naar keuze bij de moeder, in de even jaren andersom; in de overige twee weken wordt de reguliere zorgregeling aangehouden;
- herfst/voorjaarsvakantie: de even jaren verblijven de minderjarigen in de voorjaarsvakantie bij de vader en in de herfstvakantie bij de moeder; in de oneven jaren andersom;
- meivakantie: de moeder een week en de vader een week, waarbij de moeder de eerste keuze heeft in de oneven jaren en de vader de eerste keuze heeft in de even jaren;
- kerstvakantie: de moeder een week en de vader een week, waarbij de moeder de eerste keuze heeft in de even jaren en de vader de eerste keuze heeft in de oneven jaren; de minderjarigen brengen in de even jaren beide kerstdagen door bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
- Moederdag: de minderjarigen verblijven van 09.30 tot de volgende dag aanvang school bij de moeder; datzelfde geldt voor de verjaardag van de moeder. Wanneer de verjaardag op een schooldag valt, geldt dat de minderjarigen bij de moeder verblijven uit school tot de volgende dag naar school;
- Vaderdag: de minderjarigen verblijven van 09.30 tot de volgende dag aanvang school bij de vader; datzelfde geldt voor de verjaardag van de vader. Wanneer die dag op een schooldag valt geldt dat de minderjarigen bij de vader verblijven uit school tot de volgende dag naar school;
- verjaardagen minderjarigen: [minderjarige 1] verblijft de even jaren bij de moeder, de oneven jaren bij de vader; [minderjarige 2] verblijft de oneven jaren bij de moeder, de even jaren bij de vader; beide dagen van 09.30 uur tot de andere morgen 09.30 uur (op schooldagen; uit school tot de volgende dag naar school);
- Pasen/Pinksteren, 4 en 5 mei: deze dagen vallen in de reguliere zorgregeling;
- verblijf buitenland: het hof gaat er van uit dat beide ouders over en weer toestemming zullen verlenen voor een verblijf van de andere ouder met de minderjarigen in het buitenland;
- ID kaarten: het hof gaat er van uit dat de vader na afloop van een reis met de minderjarigen de ID kaarten weer zal teruggeven aan de moeder;
- voor wat betreft kappersbezoek, tandartsbezoek en bezoeken aan de huisarts en dergelijke gaat het hof ervan uit dat partijen in staat zijn om die bezoeken in onderling overleg te regelen;
- voor wat betreft het brengen en halen in de vakanties en feestdagen en dergelijke gaat het hof er eveneens van uit dat de ouder naar wie de minderjarigen toegaan de minderjarigen ophaalt bij de andere ouder.
13. Voor het overige merkt het hof op het in het belang van de minderjarigen te achten dat partijen gehoor geven aan de wensen van de minderjarigen om, bijvoorbeeld, tijdens de zorgregeling met de ene ouder telefonisch contact te hebben met de andere ouder. Het hof gaat ervan uit dat de ouder bij wie de minderjarigen niet zijn, in beginsel niet zelf contact zoekt met de minderjarigen bij de uitvoering van de reguliere zorgregeling, nu de minderjarigen hun ouders nooit langer dan een paar dagen hoeven te missen.
14. Het hof zal het verzoek van de vader om te bepalen dat de kinderen van de huidige partner van de moeder niet op hetzelfde moment in het gezin van de moeder verblijven als de minderjarigen als niet op de wet gegrond afwijzen.
15. Dit leidt tot de volgende beslissing.

VERDERE BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN INCIDENTELE HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover die de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt in het kader van verdeling van zorg- en opvoedingstaken de volgende zorgregeling vast:
in de ene week:
- van vrijdagavond 18.30 uur tot de daaropvolgende woensdag 17.30 uur bij de vader;
- van woensdag 17.30 uur tot de daaropvolgende maandagochtend aanvang school of, als de minderjarigen niet naar school moeten, tot 09.30 uur bij de moeder:
in de andere week:
- van maandag uit school, of van maandag 9.30 uur indien de minderjarigen niet naar school moeten, tot de daarop volgende woensdag 17.30 uur bij de vader;
- van woensdag 17.30 uur tot vrijdag 18.30 uur bij de moeder;
bepaalt dat deze zorgregeling zodanig wordt uitgevoerd dat de minderjarigen de weekenden die in de even weken vallen bij de vader zullen zijn en de weekenden die in de oneven weken vallen bij de moeder zullen zijn;
bepaalt dat de ouder naar wie de minderjarigen toegaan de minderjarigen bij de andere ouder ophaalt;
stelt de volgende regeling vast voor de verdeling van de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen:
- zomervakantie: de minderjarigen verblijven maximaal twee weken aaneengesloten bij een ouder: in de oneven jaren de eerste helft twee weken naar keuze bij de vader en in de laatste helft twee weken naar keuze bij de moeder, in de even jaren andersom; in de overige twee weken wordt de reguliere zorgregeling aangehouden;
- herfst/voorjaarsvakantie: de even jaren verblijven de minderjarigen in de voorjaarsvakantie bij de vader en in de herfstvakantie bij de moeder; in de oneven jaren andersom;
- meivakantie: de moeder een week en de vader een week, waarbij de moeder de eerste keuze heeft in de oneven jaren en de vader de eerste keuze heeft in de even jaren;
- kerstvakantie: de moeder een week en de vader een week, waarbij de moeder de eerste keuze heeft in de even jaren en de vader de eerste keuze heeft in de oneven jaren; de minderjarigen brengen in de even jaren beide kerstdagen door bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
- Moederdag: de minderjarigen verblijven van 09.30 tot de volgende dag aanvang school bij de moeder; datzelfde geldt voor de verjaardag van de moeder. Wanneer de verjaardag op een schooldag valt, geldt dat de minderjarigen bij de moeder verblijven uit school tot de volgende dag naar school;
- Vaderdag: de minderjarigen verblijven van 09.30 tot de volgende dag aanvang school bij de vader; datzelfde geldt voor de verjaardag van de vader. Wanneer die dag op een schooldag valt geldt dat de minderjarigen bij de vader verblijven uit school tot de volgende dag naar school;
- verjaardagen minderjarigen: [minderjarige 1] verblijft de even jaren bij de moeder, de oneven jaren bij de vader; [minderjarige 2] verblijft de oneven jaren bij de moeder, de even jaren bij de vader; beide dagen van 09.30 uur tot de andere morgen 09.30 uur (op schooldagen; uit school tot de volgende dag naar school);
- Pasen/Pinksteren, 4 en 5 mei: deze dagen vallen in de reguliere zorgregeling;
- bepaalt dat de ouder naar wie de minderjarigen toegaan de minderjarigen ophaalt bij de andere ouder;
- bepaalt dat de vader na afloop van een reis met de minderjarigen de ID kaarten van de minderjarigen zal teruggeven aan de moeder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I. Obbink-Reijngoud, L.F.A. Husson en A.J. van Montfoort, bijgestaan door mr. M.A.J. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2016.