Uitspraak
Artikel 3
Vergoedingsrechten
Kosten van de huishouding
€ 50,-
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin werd bepaald dat hij aan de vrouw een bedrag van € 12.147,- moest betalen ter zake van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De vrouw heeft in incidenteel appel verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de man haar een bedrag van € 12.680,51 dient te betalen. De man betwist de vergoedingsvordering van de vrouw en stelt dat de door haar betaalde kosten als kosten van de huishouding moeten worden aangemerkt, waardoor zij geen vergoeding kan vorderen. Het hof heeft de grieven van de man gezamenlijk besproken en vastgesteld dat de huwelijkse voorwaarden enkel een gemeenschap van inboedel omvatten, zonder andere gemeenschappen van goederen. Het hof oordeelt dat de vrouw niet heeft aangetoond dat zij recht heeft op een vergoedingsrecht op basis van de huwelijkse voorwaarden. De kosten die de vrouw heeft betaald, zijn gekwalificeerd als kosten van de gemeenschappelijke huishouding. Het hof vernietigt de bestreden beschikking voor zover deze de vergoedingsvordering van de vrouw honoreert en wijst deze vordering af. De beslissing van het hof is genomen op 18 mei 2016.