ECLI:NL:GHDHA:2016:1785

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
23 juni 2016
Zaaknummer
200.161.690/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en informatieplicht in geschil tussen ouders over minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, staat de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige centraal. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt om een zorg- en contactregeling met zijn dochter, die bij de moeder woont. De moeder verzet zich tegen dit verzoek en wijst op de wens van de minderjarige om geen contact te hebben met haar vader. De bijzondere curator heeft een rapport uitgebracht waarin de sterke afwijzing van de minderjarige ten opzichte van haar vader wordt beschreven. Het hof overweegt dat het afdwingen van contact met de vader in strijd is met de belangen van de minderjarige, die ernstige spanningen zou kunnen ervaren door een gedwongen omgang. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader af, maar stelt wel dat de moeder haar informatieplicht jegens de vader moet nakomen. De vader zal jaarlijks informatie en foto's naar de tante van de minderjarige sturen, die als tussenpersoon zal fungeren. De beslissing van het hof is genomen op 15 juni 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 15 juni 2016
Zaaknummer : 200.161.690/01
Rekestnummer rechtbank : F2 RK 10-912
Zaaknummer rechtbank : C/10/353076
[De vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. Rosema te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf,
tegen
[De moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.J.A. Nijssen te Leiden.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. mevrouw drs. J.L. van Wesemael,
bijzondere curator van de minderjarige
[naam minderjarige] , geboren [in] 2001 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator;
2. Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: Jeugdbescherming.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 24 juni 2015, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij die beschikking is de bijzondere curator benoemd en de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van de schriftelijke bevindingen van de bijzondere curator.
Van de zijde van de bijzondere curator is bij het hof op 9 oktober 2015 een brief ingekomen van 6 oktober 2015 met bijlagen. Op 15 oktober 2015 is bij het hof nog een aanvulling daarop ingekomen, gedateerd 14 oktober 2015.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 8 december 2015 een faxbericht van diezelfde datum;
van de zijde van de moeder:
- op 7 december 2015 een faxbericht van diezelfde datum.
De mondelinge behandeling is voortgezet op 11 mei 2016.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de bijzondere curator;
- mevrouw [naam medewerker raad] , namens de raad;
Na de zitting is, volgens afspraak ter zitting, het volgende stuk bij het hof ingekomen:
- van de zijde van de bijzondere curator op 24 mei 2016 een brief van 23 mei 2016.

VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de regeling inzake de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken aan de vader met betrekking tot de minderjarige [naam minderjarige] , geboren [in] 2001 te [geboorteplaats] . De minderjarige heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder. De vader en de moeder oefenen het ouderlijk gezag over de minderjarige gezamenlijk uit.
2. De vader heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd verklaard dat hij zijn verzoeken om een forensisch mediator te benoemen en om een zorg - en contactregeling te bepalen, handhaaft. De vader heeft voorts verklaard dat hij geen informatie omtrent de minderjarige ontvangt, ondanks het feit dat de rechtbank heeft bepaald dat de vrouw aan hem eenmaal per kwartaal een recente en goed gelijkende kleurenfoto van de minderjarige alsmede een afschrift van schoolrapporten doet toekomen en hem tevens schriftelijk op de hoogte stelt omtrent belangrijke ontwikkelingen.
3. De moeder heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep verzocht het verzoek van de vader af te wijzen en de wens van de minderjarige om op geen enkele manier contact te hebben met haar vader, te respecteren.
4. De bijzondere curator heeft een rapport uitgebracht waarin zij onder meer verslag doet van haar gesprek met de minderjarige. Daaruit blijkt dat de minderjarige heel stellig is in haar overtuiging dat zij nu geen contact wil met haar vader. Er is sprake van een totale afwijzing van haar vader en een volledig gebrek aan vertrouwen in hem. Er is nu geen ruimte bij de minderjarige om haar mening te wijzigen. Iedere poging van welke instantie dan ook ervaart zij niet als steun, maar als een belasting. De bijzondere curator heeft in haar rapport en mondeling, ter zitting in hoger beroep, aangegeven dat zij een gedwongen contact met de vader niet in het belang van de minderjarige acht. De bijzondere curator acht het wel van belang dat iemand in het netwerk van de minderjarige op de hoogte is van de situatie van de vader. Zij wijst er op dat het voor de minderjarige thans maar ook in de toekomst bijzonder moeilijk zal zijn om contact te leggen met haar vader of informatie over hem op te vragen, omdat niemand in haar netwerk iets van haar vader weet en/of contact met hem heeft. De bijzondere curator adviseert de ouders daarom iemand te zoeken die bereid is voor de minderjarige als ‘loket’ naar haar vader te fungeren.
5. Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag, waaronder geschillen omtrent de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling, op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing dienen alle omstandigheden van het geval in acht te worden genomen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
6. Naar het oordeel van het hof is het bepalen van een zorg - en contactregeling tussen de vader en de minderjarige thans in strijd met zwaarwegende belangen van de minderjarige. Het hof neemt daartoe in aanmerking dat uit het dossier en uit het rapport van de bijzondere curator, die uitgebreid met de veertienjarige minderjarige heeft gesproken, naar voren komt dat de minderjarige zeer veel weerstand heeft tegen enig contact met haar vader. Deze omstandigheden leiden er naar het oordeel van het hof toe dat het afdwingen van omgang met de vader, tegen de uitdrukkelijke wens van de minderjarige in, bij het kind zal leiden tot ernstige spanningen, hetgeen een bedreiging vormt voor haar ontwikkeling en de stabiliteit en rust in haar leven.
Hoewel het hof begrip heeft voor de wens van de vader om in contact te komen met de minderjarige kan hetgeen de vader in zijn reactie op het rapport van de bijzondere curator heeft gesteld en ter zitting heeft verklaard, niet leiden tot een andersluidend oordeel.
Het hof ziet, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de minderjarige, geen aanleiding partijen te verplichten zich te wenden tot een forensisch mediator.
7. Het hof overweegt voorts het volgende. Ter zitting in hoger beroep en na afloop daarvan hebben de ouders en de bijzondere curator gesproken over de mogelijkheid om een tussenpersoon te benoemen die ten behoeve van de minderjarige informatie over de vader kan bewaren. Uit de brief van de bijzondere curator van 23 mei 2016 kan worden afgeleid zij het volgende overeengekomen zijn:
De vader zal in ieder geval jaarlijks sturen:
een enveloppe met briefje en een foto van hemzelf, een enveloppe met gegevens/ adres etc. over en een foto van [naam halfbroer] en een kaart voor de minderjarige. Op iedere enveloppe zal de vader de inhoud daarvan aangeven.
En als er bijzondere zaken bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid, adreswijzigingen etc. zouden spelen zal hij daarover ook bericht sturen.
De moeder heeft hierover contact gehad met haar zus, mevrouw [naam zus moeder] . De moeder heeft op 23 mei 2016 aangegeven dat de vader de gegevens/foto’s kan toesturen aan:
[naam zus moeder]
[adres zus van moeder]
Mevrouw [naam zus moeder] zal aan de minderjarige de ontvangst van een enveloppe melden en de enveloppen in een (schoenen) doos bewaren. Als de minderjarige een of meerdere enveloppen wil inzien, kan dit bij haar tante.
Blijkens de brief van de bijzondere curator verzoeken partijen het hof deze afspraak op te nemen in de beschikking.
8. Ten overvloede overweegt het hof dat de moeder gehouden is de aan haar door de rechtbank opgelegde verplichting tot het aan de vader verstrekken van informatie over de minderjarige na te komen, zoals haar ter zitting uitdrukkelijk nog is voorgehouden.
9. Het hof ziet geen aanleiding om de vader te veroordelen in de kosten van deze procedure en zal - zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard - de kosten compenseren. Het verzoek van de moeder tot veroordeling van de vader in de proceskosten zal het hof dan ook afwijzen.
10. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.F.A. Husson, C.M. Warnaar en W. Burgerhart, bijgestaan door mr. M.C. Zuidweg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 juni 2016.