ECLI:NL:GHDHA:2016:1757

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
22-005099-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging met misdrijf tegen het leven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, voor bedreiging van een slachtoffer op 29 augustus 2015 te 's-Gravenhage. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in de vordering tot schadevergoeding, omdat deze zich niet opnieuw had gevoegd in hoger beroep.

Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De verdachte had tijdens de zitting in hoger beroep een beroep op noodweer gedaan, maar het hof heeft dit verweer verworpen, omdat niet aannemelijk was geworden dat er sprake was van een noodweersituatie. Het hof heeft de ernst van de bedreiging en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de beslissing. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat een onvoorwaardelijke taakstraf een passende reactie is op het gepleegde feit.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005099-15
Parketnummer: 09-176331-15
Datum uitspraak: 17 juni 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 18 november 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1964,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 juni 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Voorts is de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is in hoger beroep niet meer aan de orde, aangezien de benadeelde partij zich, hoewel behoorlijk opgeroepen, in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2015 te 's-Gravenhage [slachtoffer]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend
- de woorden toegevoegd: 'ik maak je dood, ik prik je lek en/of 'als je aan m'n spullen zit maak ik je hardstikke dood', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- een taser, althans een op een taser gelijkend voorwerp en/of een of meerdere messen getoond aan voornoemd slachtoffer.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks29 augustus 2015 te 's-Gravenhage [slachtoffer]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend
- de woorden toegevoegd: 'ik maak je dood, ik prik je lek’en/of 'als je aan m'n spullen zit maak ik je hardstikke dood', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingen/of
-een taser, althans een op een taser gelijkend voorwerp en/ofeenof meerderemessengetoond aan voornoemd slachtoffer.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte subsidiair betoogd dat de verdachte een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt en derhalve van alle rechtsvervolging behoort te worden ontslagen. Hij heeft in dit verband betoogd dat de verdachte een mes heeft gepakt om zich te verdedigen nadat [slachtoffer] dreigend met een hamer op hem af kwam lopen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer] dreigend met een hamer op hem af kwam, waartegen de verdachte moest verdedigen. Het hof verwerpt het beroep op noodweer.
Nu naar het oordeel van het hof geen sprake is van een noodweersituatie komt het hof niet toe aan bespreking van de stelling van de raadsman dat sprake was van noodweerexces.
Nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde dan wel de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is zowel het bewezen verklaarde als de verdachte strafbaar.
Het bewezen verklaarde levert op:

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging, op de wijze zoals is bewezenverklaard. Deze bedreiging van de verdachte is voor het slachtoffer beangstigend geweest.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 mei 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof acht het opleggen van geen straf of maatregel, zoals meer subsidiair door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is bepleit, niet op zijn plaats, gelet op de ernst en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering,
mr. T.L. Tan en mr. P. van Essen, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 juni 2016.