In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, voor bedreiging van een slachtoffer op 29 augustus 2015 te 's-Gravenhage. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in de vordering tot schadevergoeding, omdat deze zich niet opnieuw had gevoegd in hoger beroep.
Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De verdachte had tijdens de zitting in hoger beroep een beroep op noodweer gedaan, maar het hof heeft dit verweer verworpen, omdat niet aannemelijk was geworden dat er sprake was van een noodweersituatie. Het hof heeft de ernst van de bedreiging en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de beslissing. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat een onvoorwaardelijke taakstraf een passende reactie is op het gepleegde feit.