1.3Het onderhavige incident betreft in de hoofdzaak de gerechtelijke procedure die [geïntimeerde] in 2012 is begonnen tegen de vennootschap onder firma van [appellant] en haar vennoten teneinde de beschikking over de bel-etage te verkrijgen met een schadevergoeding en voorts een veroordeling tot herstel van gebreken aan het gehuurde en vermindering van de huurprijs. In deze procedure heeft de kantonrechter bij vonnis van 27 november 2015 [geïntimeerde] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen voor zover gericht tegen de vennootschap onder firma en de echtgenote van [appellant]. De procedure is jegens [appellant] in eerste aanleg geëindigd met een vonnis van 4 maart 2016, waarbij de kantonrechter:
voor recht heeft verklaard dat onder het gehuurde eveneens de bel-etage valt,
[appellant] heeft veroordeeld om binnen één maand na betekening van het vonnis het gehele verhuurde, inclusief de bel-etage, aan [geïntimeerde] ter beschikking te stellen, waartoe hij de afscheiding moet verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 300,- per dag tot een maximum van 20.000,-,
de schade door niet beschikken over de bel-etage heeft bepaald op 25% van de maandelijkse huurprijs vanaf 11 november 2006,
[appellant] heeft veroordeeld om binnen zes weken na betekening van het vonnis de in het vonnis genoemde gebreken te herstellen, te weten: een heater aanbrengen, een wand impregneren, ventilatiemogelijkheden in de kruipruimte aanbrengen, lekkages via het rolluik (als die er nog zijn) verhelpen, de koelcel herstellen en de elektrische bedrading aanpassen aan de NEN1010 norm, een en ander op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag tot een maximum van € 20.000,-,
de huurprijs heeft verminderd met € 440,- per maand tot 1 maart 2012 en met € 165,- per maand daarna,
[appellant] heeft veroordeeld tot betaling van geldbedragen voor schade aan schappen, ongedierte bestrijding, onderzoek van Bureau voor Bouwpathologie en omzetschade (tezamen € 22.291,48),
heeft bepaald dat [geïntimeerde] bevoegd is zijn betalingsverplichting jegens [appellant] te verrekenen met hetgeen [appellant] aan hem uit hoofde van dit vonnis verschuldigd is,
[appellant] heeft veroordeeld tot vergoeding van schade op te maken bij staat en
I. [appellant] heeft veroordeeld in de proceskosten.
De kantonrechter heeft dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Op 10 maart 2016 is het vonnis aan [appellant] betekend. [appellant] is tijdig in hoger beroep gekomen.