ECLI:NL:GHDHA:2016:1685

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2016
Publicatiedatum
10 juni 2016
Zaaknummer
2200576415
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging via sms met misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van bedreiging, maar het openbaar ministerie ging in hoger beroep. De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan bedreiging via sms aan een aangeefster, waarbij hij dreigende boodschappen heeft verstuurd. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in behandeling genomen en de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, met een proeftijd van 2 jaren. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gevangenisstraf is afgewezen. Het hof heeft overwogen dat de verdachte niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet kan worden aangenomen, omdat er geen ernstige inbreuk op de procesorde is aangetoond. De bedreigingen zijn als ernstig beoordeeld, en het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het eerdere vonnis is vernietigd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005764-15
Parketnummers: 10-994612-15 en 10-994555-13 (tul)
Datum uitspraak: 25 mei 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 oktober 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 mei 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde. Voorts is een beslissing genomen over de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 10-994555-13 zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
Hij samen met een ander(en), althans alleen, op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 april 2015 tot en met 14 mei 2015 te Sliedrecht en/of Rotterdam en/of Vlaardingen, althans in Nederland, [aangeefster] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of zijn mededader opzettelijk voornoemde [aangeefster] (via sms) dreigend de woorden toegevoegd:
-''[naam 1] hier ik ga je helemaal kapot maken voor wat je mijn en me dochter aan doet!!!''
-''En voordat ik naar binnen gaat ben jij dood er reken maar van yes'' en/of
-''je ken aangifte doen zoveel je wil tegen mij eens kom ik weer vrij en dan is het pay back time!!!'', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – conform zijn overgelegde pleitaantekeningen – betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Volgens de raadsman is het strafdossier dat door het openbaar ministerie is opgesteld uiterst selectief. De rol van aangeefster als de daadwerkelijke agressor is onderbelicht en de verdachte is niet in de gelegenheid gesteld aangifte te doen tegen aangeefster. Het dossier is volgens de raadsman onvolledig en veel essentiële stukken zijn bewust weggelaten.
Gelet op het voorgaande verweer overweegt het hof als volgt.
Voor een niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie, de meest vergaande sanctie, is, gezien de richtinggevende jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot artikel 359a Wetboek van Strafvordering, alleen dan plaats indien de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan (het zogenoemde Zwolsman-criterium).
Van zodanige omstandigheden is naar het oordeel van het hof niet gebleken.
Het voorgaande leidt het hof tot het oordeel dat de door de raadsman van verdachte aangevoerde elementen noch zelfstandig, noch tezamen en in onderlinge samenhang leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Aldus verwerpt het hof het verweer van de raadsman strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij, samen met een ander op
een of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 23 april 2015 tot en met 14 mei 2015
te Sliedrecht en/of Rotterdam en/of Vlaardingen, althansin Nederland, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft
/hebbenverdachte en/of zijn mededader opzettelijk voornoemde [aangeefster]
(via sms
)dreigend de woorden toegevoegd:
-''[naam 1] hier ik ga je helemaal kapot maken voor wat je mijn en me dochter aan doet!!!''
en
-''En voordat ik naar binnen gaat ben jij dood er reken maar van yes''
en/of
-''je ken aangifte doen zoveel je il tegen mij eens kom ik weer vrij en dan is het pay back time!!!'', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ten aanzien van het eerste en het tweede gedachtestreepje
Het hof is van oordeel dat het onder het tweede gedachtestreepje genoemde bericht zo kort volgt op het onder het eerste gedachtestreepje genoemde bericht, dat beide berichten in onderlinge samenhang bezien opgevat kunnen worden als een doodsbedreiging.
Vrijspraak van het derde gedachtestreepje
Het hof kan niet vast stellen wanneer het onder het derde gedachtestreepje genoemde bericht is verstuurd, zodat niet kan worden bewezen dat deze sms in de tenlastegelegde periode van 23 april tot en met 14 mei 2015 is gestuurd. Bovendien blijkt uit de tekst van dat bericht niet dat gedreigd wordt met enig misdrijf tegen het leven of met zware mishandeling. De verdachte heeft hierover ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep verklaard dat hij met deze tekst bedoelde dat hij aangeefster zwart zou gaan maken bij Bureau Jeugdzorg. Die bedoeling valt niet geheel uit te sluiten.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Dit is een ernstig feit en door aldus te handelen heeft de verdachte het slachtoffer angst aangejaagd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
26 april 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof heeft wel in aanmerking genomen de achtergrond van het conflict alsmede de toedracht van het gepleegde feit en de omstandigheden zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen. Het hof heeft voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals tijdens de terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht door de verdachte, alsmede door de reclasseringsambtenaar [naam reclasseringsambtenaar], zijnde de toezichthouder van de verdachte.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de meervoudige kamer te Rotterdam van 31 oktober 2013 onder parketnummer 10-994555-13 is de verdachte veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie gedeeltelijke tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf gevorderd, en wel een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, om te zetten in een taakstraf voor de duur van 100 uren.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Naar het oordeel van het hof zijn er evenwel, gelet op voormelde persoonlijke omstandigheden, geen termen aanwezig voor toewijzing van die vordering. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Rotterdam van 9 september 2015, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Rotterdam van 31 oktober 2013, parketnummer 10-994555-13, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door mr. S.A.J. van 't Hul, mr. J.M. van de Poll en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 mei 2016.
Mr. B.P. de Boer is buiten staat om dit arrest te ondertekenen.