In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Marokko in 1980 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair tien dagen hechtenis, omdat hij als vreemdeling in Nederland verbleef terwijl er een inreisverbod tegen hem was uitgevaardigd. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op 18 januari 2016 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 24 mei 2015 in Leiden verbleef, terwijl hij wist dat er een inreisverbod tegen hem was. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd, maar heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit. Echter, het hof heeft besloten om geen straf of maatregel op te leggen, onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die al lange tijd in Nederland verblijft en geen eerdere veroordelingen heeft voor soortgelijke feiten. Het hof heeft ook overwogen dat een eventuele gedwongen uitzetting niet belemmerd dient te worden door een opgelegde gevangenisstraf.
De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte geen straf of maatregel opgelegd krijgt, ondanks de vaststelling van zijn strafbaarheid.