het door Eneco gestelde energieverbruik
7. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv rusten op Eneco de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot het energieverbruik van [X] in de periode waarop het gevorderde bedrag aan hoofdsom is gebaseerd: 23 oktober 2010 tot 3 mei 2012. Eneco heeft in dit verband gesteld dat het energieverbruik is gebaseerd op de standen van de energiemeters en heeft (onder meer) de nota’s waarop deze standen staan vermeld - de jaarnota 2011 en de eindnota 2012 - als producties overgelegd.
8. Dat de energiemeters de door Eneco gehanteerde standen weergaven, wordt niet door [appellanten] betwist. Zij betwisten wel dat aan de hand van die meterstanden het daadwerkelijke energieverbruik door [X] in de bedoelde periode kan worden vastgesteld. In het verlengde hiervan betogen [appellanten] in grief 2 dat de kantonrechter niet van de juistheid van het door Eneco aan de hand van de energiemeters vastgestelde energieverbruik had mogen uitgaan.
9. Aan de orde is de vraag of [appellanten] hun betwisting van het door Eneco gestelde energieverbruik door [X] in de periode 23 oktober 2010 tot 3 mei 2012 voldoende hebben gemotiveerd. In dit verband overweegt het hof als volgt.
Inconsistenties in jaarnota’s?
10. Ter onderbouwing van hun betwisting voeren [appellanten] in de eerste plaats aan dat de jaarnota’s van Eneco inconsistenties bevatten. Eneco heeft, aldus [appellanten], in de jaren 2005, 2006, 2007 en 2008 geen jaarnota’s naar [X] gezonden, en de op de jaarnota 2004 vermelde eindstanden van de energiemeter sluiten niet aan op de in de jaarnota 2009 vermelde beginstanden. Daarbij merken [appellanten] op dat op de jaarnota 2009 een verbruiksperiode staat vermeld van 9 oktober 2008 tot en met 8 oktober 2009, terwijl uitgaande van de jaarnota 2004 het hier feitelijk de verbruiksperiode 9 oktober 2004 tot en met 7 oktober 2009 betreft.
11. [appellanten] maken niet duidelijk waarom de door hen aangevoerde inconsistenties in jaarnota’s in de periode van 2004 tot 2009 tot de conclusie moeten leiden dat de meterstanden waarop Eneco zich in de onderhavige procedure beroept, en die zien op de periode 23 oktober 2010 tot 3 mei 2012, niet correct zijn. Reeds daarom gaat het hof aan hun betoog voorbij.
12. Overigens overweegt het hof het volgende. Eneco heeft in eerste aanleg een aan [X] geadresseerd overzicht, gedateerd 5 september 2013, van facturen en betalingen vanaf
5 november 2005 overgelegd (dit overzicht bevindt zich bij de als productie 6 door Eneco bij de dagvaarding overgelegde documenten). In dit overzicht worden (onder meer) jaarnota’s genoemd van 31 oktober 2006, 1 november 2007 en 31 oktober 2008. In het licht hiervan hebben [appellanten] hun betoog dat tussen 2004 en 2009 geen jaarnota’s naar [X] zijn gezonden, onvoldoende onderbouwd. Daarmee komt ook het fundament te ontvallen aan de klachten van [appellanten] dat de in de jaarnota 2004 vermelde verbruiksperiode onjuist is en dat de meterstanden niet aansluiten op de meterstanden die in de jaarnota 2009 staan vermeld. Het niet op elkaar aansluiten van die meterstanden komt immers alleen voor het predicaat “inconsistentie” in aanmerking, indien er tussen de jaarnota 2004 en de jaarnota 2009 door Eneco geen andere jaarnota’s zijn opgemaakt.
De hoogte van het energieverbruik door [X]
13. In de tweede plaats voeren [appellanten] ter onderbouwing van hun betwisting van het door Eneco gestelde energieverbruik van [X] in de periode 23 oktober 2010 tot 3 mei 2012 aan dat dit energieverbruik in extreme mate afwijkt van:
- het door het Nibud vastgestelde gemiddelde energieverbruik door een tweepersoonshuishouden in een tussenwoning, welk gemiddelde energieverbruik in 2015 lag op 3340 kWh elektriciteit en 1350m3 gas,
- het energieverbruik van [X] in de jaren 2003 en 2004.
14. Dat het door Eneco gestelde energieverbruik boven het gemiddelde lag, betekent naar het oordeel van het hof niet zonder meer dat dit energieverbruik niet correct kan zijn. Er kunnen verschillende redenen bestaan waarom het energieverbruik in sommige gevallen (ver) boven het gemiddelde ligt. De ene persoon gebruikt meer gas en elektriciteit dan de andere. Ook de mate waarin een woning is geïsoleerd kan bijvoorbeeld een rol in het energieverbruik spelen. [appellanten] hebben geen omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat het energieverbruik door [X] redelijkerwijs niet boven het gemiddelde kan hebben gelegen. Evenmin hebben zij aangevoerd dat het door Eneco gestelde energieverbruik zo hoog is dat dit in zijn algemeenheid - los van de concrete omstandigheden van het geval - niet juist kan zijn.
15. Volgens [appellanten] ligt het door Eneco gestelde energieverbruik in de periode
23 oktober 2010 tot 3 mei 2012 vier of vijf keer zo hoog als het energieverbruik van [X] in de jaren 2003 en 2004. Dit verschil is, aldus [appellanten], onverklaarbaar, omdat er sinds 2004 geen wijzigingen in de samenstelling van het huishouden hebben plaatsgevonden en er geen elektrische apparaten zijn bijgekomen.
16. Vast staat dat het in de jaarnota 2004 vermelde energieverbruik lager is dan het door Eneco in de onderhavige zaak gestelde energieverbruik in de periode 23 oktober 2010 tot 3 mei 2012. De vraag is aan de orde of dat verschil meebrengt dat aan de juistheid van het door Eneco gestelde energieverbruik in genoemde periode moet worden getwijfeld.
Het hof overweegt hierover het volgende.
17. Uit de brief van Eneco uit 2013 leidt het hof af dat:
- [X] na 2004 geen meterstanden heeft doorgegeven en haar energieverbruik daarom tot 2009 door Eneco is geschat,
- in 2009 netbeheerder Stedin de meterstanden heeft opgenomen en dat toen bleek dat het energieverbruik van [X] in de voorgaande jaren (veel) te laag was ingeschat,
- in de jaarnota 2009 een naheffing voor de voorgaande jaren is opgenomen waardoor deze jaarnota erg hoog uitviel,
- Eneco na een klacht van [X] het in de jaarnota 2009 vermelde energieverbruik heeft herverdeeld over de jaren vanaf 2004, zodat [X] kon profiteren van de in de eerdere jaren geldende lagere tarieven en voorts bij wijze van verdere tegemoetkoming het meerverbruik aan energie in de periode tot 11 juli 2006 in mindering heeft gebracht.
18. Gelet op de deze gang van zaken vormt het in de jaarnota 2004 vermelde energieverbruik geen goed referentiekader voor het energieverbruik door [X]. Dat energieverbruik bleek immers in 2009 veel hoger te liggen dan op basis van de in de jaarnota 2004 vermelde standen was ingeschat. [appellanten] hadden voor het verkrijgen van een realistisch beeld van het energieverbruik door [X] ook het energieverbruik in de jaren 2004 tot 2009 moeten betrekken en dan met name het energieverbruik dat volgt uit de door netbeheerder Stedin in 2009 opgenomen meterstanden. Nu zij dat niet hebben gedaan, is hun betwisting van de juistheid van het door Eneco gestelde energieverbruik in de periode van
23 oktober 2010 tot 3 mei 2012 onvoldoende gemotiveerd.
19. In dit verband overweegt het hof dat als wat betreft het energieverbruik door [X] in de jaren 2004-2009 wordt uitgegaan van de door Stedin in 2009 opgenomen meterstanden, haar energieverbruik (ook) in die jaren ruim boven het door [appellanten] gestelde gemiddelde verbruik alsmede het in de jaarnota 2004 vermelde verbruik moet hebben gelegen. Zo had volgens die jaarnota’s de gasmeter op 8 oktober 2004 een eindstand van
11367 m3 en op 8 oktober 2009 een eindstand van 31620 m3. In de tussenliggende vijf jaren heeft [X] aldus een verbruik van (31620 minus 11367 =) 20253 m3 gas gehad, wat gemiddeld uitkomt op een verbruik van 4050,6 m3 gas per jaar. Voor elektriciteit geldt mutatis mutandis hetzelfde.
20. Het betoog van [appellanten] dat Eneco op grond van de hiervóór in r.o. 13 genoemde afwijkingen onderzoek had moeten verrichten naar de juistheid van de meterstanden en de technische staat van de energiemeters, kan gelet op het voorgaande niet slagen. Dat de energiemeters een defect hadden waardoor de verbruikte energie niet juist werd geregistreerd is niet aannemelijk geworden. [appellanten] hebben, afgezien van hun argument dat het geregistreerde energieverbruik abnormaal hoog is, geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit dit volgt. Dat [X] op enig moment aan Stedin heeft verzocht om de energiemeters te onderzoeken, is gesteld noch gebleken. Bovendien is – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – weinig aannemelijk dat zowel de gasmeter als de elektriciteitsmeter defect zou zijn.
21. [appellanten] voeren nog aan dat Eneco in de aan [X] gerichte brief van 14 januari 2010 (productie 10 bij de memorie van grieven) zelf schrijft dat in de jaarnota 2009 extreem hoge bedragen worden vermeld.
Bedoelde brief houdt voor zover relevant het volgende in:
In de brief van 21 december 2009, die mevrouw [Y] voor u heeft geschreven, maakt u bezwaar tegen de jaarnota. Enkele jaren zijn geen meterstanden doorgegeven. In de jaarnota 2009 vermelden we extreem hoge bedragen. U verzoekt ons het energieverbruik te verdelen over de jaren vanaf 2004. Als we uw verzoek niet inwilligen dan wilt u schriftelijk van ons weten waarom we de regio opslag niet verdelen over de afgelopen jaren en waarom we de energiebelasting niet juist berekenen. In deze brief geven [we] u meer informatie.”
22. Hieruit volgt dat de woorden “extreem hoge bedragen” deel uitmaken van een samenvatting door Eneco van de standpunten van [X], zodat die woorden niets zeggen over de wijze waarop Eneco de situatie zelf beoordeelt. Overigens overweegt het hof dat het in de jaarnota 2009 vermelde verschuldigde bedrag van € 13.000,96 met recht hoog genoemd kan worden. Die hoogte is echter – met het oog op de hiervóór in r.o. 17 bedoelde gang van zaken – verklaarbaar. Voorts overweegt het hof dat uit de omstandigheid dat Eneco bij wijze van tegemoetkoming een deel van het meerverbruik niet aan [X] in rekening heeft gebracht, niet kan worden afgeleid dat Eneco de meterstanden niet vertrouwde. Eneco kan voor haar handelwijze verschillende redenen hebben gehad, bijvoorbeeld redenen van coulance.
23. Gelet op het voorgaande is de betwisting door [appellanten] van het door Eneco gestelde energieverbruik door [X] in de periode 23 oktober 2010 tot 3 mei 2012 onvoldoende gemotiveerd, zodat het hof aan die betwisting voorbij gaat. De kantonrechter is terecht van de juistheid van het door Eneco gestelde energieverbruik door [X] uitgegaan. Grief 2 faalt.