Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 14 juni 2016
[appellant],
Nestaan Holland B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
“Vergaderingsnotitie”van 22 juli 2003 van Marsh, die destijds adviseur van Nestaan was, is over de pensioenregeling onder meer opgemerkt:
“beoogde ouderdomspensioen”(art. 4) of het
“beoogde partnerpensioen”(art. 5) te verkrijgen. De beoogde pensioenuitkeringen zijn niet gegarandeerd. Zo is in art. 7 lid 4 bepaald dat als
“uit de verzekering hogere of lagere pensioenuitkeringen voortvloeien dan is beoogd - als gevolg van afwijkingen van de in lid 2 aangegeven prognoses en/of als gevolg van de voor de verzekering geldende bepalingen - zullen de pensioenaanspraken gelijk zijn aan die hogere resp. lagere bedragen”.
in conventie- na wijzigingen van eis - gevorderd [appellant] te veroordelen aan Nestaan te betalen een bedrag van € 151.980,63 te vermeerderen met wettelijke rente, en met veroordeling van [appellant] in de proceskosten. Genoemd bedrag betreft de schade die Nestaan lijdt als gevolg van door [appellant] onbevoegd aangebrachte verbeteringen van zijn pensioenregeling, ten onrechte door [appellant] gedeclareerde onkosten en ten onrechte betaalde vakantietoeslag over de 13e maand. [appellant] heeft in eerste aanleg
in reconventiede betaling gevorderd door Nestaan van diverse posten, vermeerderd met wettelijke rente en gedeeltelijk met wettelijke verhoging, een en ander met een proceskostenveroordeling van Nestaan.
(drs. J.W. Lokin) ingeschakeld. Deze diende de premie zoals die geweest zou zijn als de polis in de oorspronkelijke vorm voortgezet zou zijn te vergelijken met de premie die het gevolg is van de aanpassingen in pensioengrondslag- en opbouw door [appellant].
in conventie[appellant] veroordeeld om aan Nestaan te betalen een bedrag van € 128.444,63, vermeerderd met wettelijke rente, en is Nestaan
in reconventieveroordeeld om aan [appellant] diverse bedragen te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. [appellant] is in de proceskosten van de conventie en reconventie veroordeeld.
€ 2.849,-- per jaar en 70% partnerpensioen over dat bedrag, onder te brengen bij een pensioenverzekeraar, (iv) het belastingnadeel van [appellant] te vergoeden (v) alle kosten van rechtsbijstand en overige kosten te vergoeden en (v) tot betaling van de proceskosten van beide instanties.
“vanaf het moment van iedere ongerechtvaardigde verrijking”maakt niet dat er op grond van art. 6:212 BW is geoordeeld. Dit oordeel ziet uitsluitend op het beginpunt van de verschuldigdheid van de wettelijke rente.
de pensioenregeling niet is verbeterd, maar slechts is aangepast ter voorkoming van het “mogelijk fiscaal bovenmatig worden””(memorie van grieven sub 3.6) in verband met gewijzigde fiscale wetgeving, het zogenaamde Witteveen-kader. Bij ongewijzigde voortzetting van de pensioenregeling zou [appellant] vanwege fiscale sancties een lager pensioen opbouwen dan hem in 1989 was toegezegd en zou Nestaan worden geconfronteerd met aanzienlijke fiscale boetes die niet op [appellant] verhaalbaar zouden zijn. De noodzaak van de aanpassingen maakt dat deze gerechtvaardigd zijn, aldus nog steeds [appellant].
“mogelijk”fiscaal bovenmatig zou maken (memorie van grieven sub 4.13) is een onvoldoende onderbouwing. Daar komt bij dat de overgelegde notitie van Marsh van 22 juli 2003 (productie 12 van Nestaan) en de brieven van Mercer van 11 maart 2011 en 13 oktober 2011 (producties 9 en 13 van Nestaan) er op wijzen dat de concrete aanpassing van het opbouwpercentage en de pensioengrondslag in overwegende mate het gevolg is van de wens van [appellant] om dat te doen en niet zozeer het gevolg is van fiscale overwegingen. Zo is in de notitie van Marsh – waarop [appellant] een beroep doet - vermeld:
“De heer [appellant] wil graag zijn pensioenregeling voortzetten op basis van de eindloonsystematiek. Tevens wordt overwogen om de vakantietoeslag pensioengevend te maken (is nu niet het geval) en/of het opbouwpercentage te verhogen naar 2% per dienstjaar (momenteel 1,75%)”.Dat de door [appellant] gewenste aanpassingen moesten voldoen aan de nieuwe fiscale regels is een andere kwestie.
“ALGEMENE INFORMATIE”is vermeld dat
“[o]nder pensioengevend inkomen wordt verstaan, het bruto salaris inclusief vakantiegeld, 13e maand en andere vast overeengekomen beloningen”en heeft dit document aangeduid als de pensioenpolis en informatieblad (pleitaantekeningen 29 november 2011 sub 1.10). Volgens [appellant] volgt hieruit dat is overeengekomen dat ook het tantième, de 13e maand en het vakantiegeld deel van de pensioengrondslag vormden. Daarnaast stelt [appellant] dat het ook gebruikelijk is deze beloningselementen pensioengevend te laten zijn.
in r.o. 3.1). Nu het er om ging vast te stellen wat er nodig was om Nestaan in de positie te brengen alsof de in het geding zijnde aanpassingen niet hadden plaatsgevonden, was er geen aanleiding de op basis van ongerechtvaardigde verrijking gemaakte berekeningen van [appellant] aan de deskundige ter toetsing voor te leggen. Dat neemt niet weg dat het de deskundige vrij stond daar zo nodig rekening mee te houden.
“strikt genomen”niet kan omdat de eerstbedoelde premie bij gebrek aan (vertrouwelijke) tariefinformatie niet te berekenen is. De deskundige heeft vervolgens een beredeneerde schatting - een
“redelijke benadering”- gegeven van de schade. Het hof acht dit een juiste handelwijze van de deskundige. Immers, indien de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld dient de schade te worden geschat (art. 6:97 BW). Zou de deskundige zijn opdracht hebben teruggegeven omdat de eerstbedoelde premie niet exact te berekenen was, dan zou hem buiten enige twijfel zijn verzocht een beredeneerde schatting te geven.
“Kapitalen worden immers ook recht evenredig berekend”. Die stelling is onvoldoende om af te wijken van de bevindingen van de deskundige. Dat een bepaalde premieberekeningsmethode niet kan worden uitgesloten maakt de redenering van de deskundige niet onjuist, in aanmerking genomen de door eerst de kantonrechter en thans het hof toegepaste methode ter vaststelling van de schade (te weten: schatting).
sub 3.5).
€ 110.000,--. Het hof ziet in het feit dat [appellant] particulier is en een schadeplicht grote financiële gevolgen voor hem heeft in de privésfeer, geen grond om anders te oordelen.
“omdat zijn pensioenregeling al duur genoeg was”.
bijof
ter vervanging vanhet gebruik van de auto worden vergoed, maar slechts de kosten die zijn verbonden
aanhet gebruik. Dat laatste ziet op de kosten van de specifieke auto zelf tijdens het gebruik daarvan.
€ 6.500,-- gedeclareerd ter zake van huurauto’s, brandstof en parkeerkosten in verband met zijn vakanties in Turkije. Volgens [appellant] heeft hij recht op privégebruik van de bedrijfsauto en dus ook het recht om op kosten van Nestaan naar Turkije te rijden voor zijn vakantie (7000 km). Door dat niet te doen maar de bedrijfsauto op kosten van Nestaan op Schiphol te parkeren, op eigen kosten naar Turkije te vliegen en aldaar op kosten van Nestaan een auto te huren heeft hij Nestaan aanzienlijke kosten bespaard, aldus [appellant]. Het hof verwerpt deze redenering. Het betreft hier geen aan het gebruik van de auto verbonden kosten. Geen redelijk denkende werknemer kan verwachten dat de hier aan de orde zijnde kosten zonder uitdrukkelijke instemming van de werkgever - Nestaan - voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
- bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam van 11 mei 2012, 7 december 2012, 5 juli 2013, 20 december 2013 en 7 november 2014;
- wijst de vorderingen van [appellant] af;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Nestaan tot op heden begroot op € 5.160,-- aan griffierecht en € 6.580,-- aan salaris advocaat.