A
voor recht te verklaren dat de vrouw op geldige wijze in persoon door de deurwaarder is gedagvaard op 18 maart 2014, bij welke gelegenheid de deurwaarder aan de vrouw een kopie van het proces-verbaal van dagvaarding overhandigde dat de vrouw informeerde over de gronden van de eis, over de eis zelf en daarbij over de tijd, plaats en de wijze waarop zij haar verweer kon voeren;
alsmede
B1
de vrouw te veroordelen te bewerkstelligen dat de advocaat van de man binnen tien dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest een afschrift van een op het Braziliaanse consulaat te Rotterdam of bij een Braziliaanse “notário público” in de vorm van een openbare akte (“escritura pública”) opgemaakte akte van ondervolmachtverlening (“substabelecimento”) zal hebben ontvangen, waarin de vrouw zichzelf als ondervolmachtgever identificeert met haar naam, nationaliteit, burgerlijke staat, CPF-nummer, paspoortnummer en woonadres, en waarin zij ondervolmacht verleent aan de man conform de tekst die is weergegeven op de aan de dagvaarding gehecht productie 7;
en
B2
de vrouw te veroordelen te bewerkstelligen dat de advocaat van de man binnen tien dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest een afschrift van een op het Braziliaanse consulaat te Rotterdam of bij een Braziliaanse “notário público” in de vorm van een openbare akte (“escritura pública”) opgemaakte akte van volmachtverlening (“procuração”) zal hebben ontvangen, waarin de vrouw zichzelf als volmachtgever identificeert met haar naam, nationaliteit, burgerlijke staat, CPF-nummer, paspoortnummer en woonadres, en waarin zij volmacht verleent aan de man conform de tekst die is weergegeven op de aan de dagvaarding gehecht productie 8;
en
B3
de vrouw te veroordelen te bewerkstelligen dat de advocaat van de man binnen tien dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest een door de vrouw ondertekende akte ontvangt, met de originele handtekening van gedaagde en de originele waarmerking (“reconhecimento de firma”) van haar handtekening door het Braziliaanse consulaat te Rotterdam of door een Braziliaanse “notário público”, van welke akte de tekst overeen stemt met die van de aan de dagvaarding gehechte productie 9, zulks met dien verstande dat de vrouw in die tekst de ontbrekende gegevens zal hebben aangevuld en eventuele onjuiste op haar zelf betrekking hebbende identificatiegegevens zal hebben gecorrigeerd;
B4
de vrouw te veroordelen te bewerkstelligen dat de advocaat van de man binnen tien dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest door de vrouw ondertekende aktes ontvangt, elk met de originele handtekening van de vrouw en de originele waarmerking (“reconhecimento de firma”) van haar handtekening door het Braziliaanse consulaat te Rotterdam of door een Braziliaanse “notário público”, van welke aktes de teksten overeen stemmen met die van de aan de dagvaarding gehechte producties 10 en 11, zulks met dien verstande dat de vrouw in die teksten de ontbrekende gegevens zal hebben aangevuld en eventuele onjuiste op haar zelf betrekking hebbende identificatiegegevens zal hebben gecorrigeerd;
alsmede
C
de vrouw te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat ze niet voldoet aan de veroordeling uit hoofde van het gevorderde onder B1 of B2 of B3 of B4
alsmede
voor recht te verklaren
D1
dat partijen elkaar hebben leren kennen in Nederland in 2001;
D2
dat partijen nooit buiten Nederland hebben samengewoond;
D3
dat de vrouw om het Nederlanderschap heeft verzocht voor 10 februari 2004;
D4
dat in het jaar 2004 aan de vrouw de Nederlandse nationaliteit is verstrekt aangezien voldaan was aan het wettelijk vereiste van het ten minste sedert drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het naturalisatieverzoek toelating en hoofdverblijf in Nederland te hebben;
D5
Dat de toelating tot Nederland gedurende meer dan 3 jaar voorafgaand aan het naturalisatieverzoek die een vereiste was voor de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit een Nederlandse verblijfstitel tot basis had van het type “machtiging voorlopig verblijf” (MVV), afgegeven met het motief “verblijf bij partner/echtgeno(o)t(e);
D6
dat deze “partner/echtgeno(o)t(e)” niet de man was en hij dat ook nooit is geweest;
D7
dat het bestaan van eventuele gevolgen, voortvloeiende uit de tussen partijen onderhouden relatie, betrekking hebbende op hun vermogen of op een eventuele alimentatieverplichting van de ene partij jegens de andere, dient te worden berecht op basis van de Nederlandse wet en Nederlands recht;
D8
dat het samenwonen en/of samenleven en/of affectie tussen twee personen, volgens de Nederlandse wetten, geen familierechtelijke betrekking creëert in de afwezigheid van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap;
D9
dat er geen enkele familierechtelijke betrekking tussen partijen bestaat, noch bestaan heeft;
D10
dat er, behoudens mogelijke contractuele verplichtingen met betrekking tot aanspraken op een appartement in [plaats een] en op twee appartementen in [plaat twee] , geen enkele verplichting bestaat van de man jegens de vrouw;