3.3Het hof oordeelt dat voor dit laatste geen grond is, mede in het licht van het feit dat vaststaat dat de facturen kosten betreffen die Graydon daadwerkelijk ten behoeve van de incasso voor CAV had gemaakt en waarvoor zij inspanningen had geleverd. Dienaangaande overweegt het hof nog het volgende naar aanleiding van het door CAV gestelde in de toelichting op haar grieven.
3.3.1Het door CAV gestelde dat het totaal van de hoofdsommen van de ter incasso opgedragen vorderingen € 438.328,77 was, dat Graydon slechts € 13.858,91 heeft geïnd en dat zij € 103.964,17 aan kosten in rekening brengt, brengt – wat daar verder van zij – niet met zich dat CAV de facturen in redelijkheid niet hoeft te betalen. De facturen betreffen immers nog steeds de afgesproken tarieven waarvoor Graydon voor CAV kosten heeft gemaakt (aan derden heeft betaald) en inspanningen had geleverd.
3.3.2Dat deze inspanningen tot het moment van ontbinding voor een groot deel (nog) niet tot betalingen door debiteuren hadden geleid, betekent niet dat Graydon de kosten voor deze werkzaamheden ten onrechte had gemaakt. CAV heeft niet concreet gesteld waar Graydon in dit opzicht tekort is geschoten en welke gevolgen dit zou moeten hebben. Er is niets op grond waarvan het hof kan vaststellen dat bepaalde incasso-opdrachten op andere wijze hadden moeten worden uitgevoerd.
3.3.3Ook valt niet in te zien dat (en waarom) CAV bepaalde incasso-opdrachten niet of op andere wijze zou hebben gegeven, indien zij op een eerder moment en meer dan via de website-toegang of via de facturen, kennis van de werkzaamheden van Graydon had gehad. CAV heeft niet gesteld dat en in welk geval Graydon haar niet onverwijld in kennis heeft gesteld van de voltooiing van een opdracht (art. 7:403 BW) en op welke factu(u)r(en) onvoldoende is gespecificeerd welke gelden waarvoor zijn uitgegeven of ontvangen (art. 7:403 BW).
3.3.4Dat er zaken bij waren waarin het griffierecht iets minder of groter was dan de hoofdsom, brengt, wat daar verder van zij, niet met zich dat Graydon niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen. Het hof merkt in dit verband ook op dat de facturen van Graydon niet in één keer aan CAV zijn gezonden. Sedert april 2011 heeft Graydon facturen gestuurd, terwijl een bespreking plaatsvond nadat € 7.062,07 in totaal was gefactureerd (zie onder 1.4). Uit niets blijkt dat CAV destijds aan Graydon te kennen heeft gegeven, dat zij voor kleinere hoofdsommen niet meer een deurwaarder moest inschakelen of verdere kosten moest maken.
3.3.5CAV heeft gesteld dat Graydon niet ‘kosteloos’ heeft geïncasseerd, omdat elke opgedragen incasso voor Graydon een waarde van 10% van de hoofdsom vertegenwoordigde en CAV, omdat zij dan 10% van de ter incasso overgedragen vorderingen aan Graydon verschuldigd zou zijn, er van afzag om de overeenkomst van opdracht op te zeggen. Het hof ziet niet wat de bedoeling van CAV is met deze stelling. Nergens is gesteld of gebleken dat er ten onrechte 10% provisie is gefactureerd. Het hof gaat daarom aan deze stelling voorbij.
3.3.6Het hof gaat ook voorbij aan de stelling dat er zonder noodzaak ‘legal scans’ zijn uitgevoerd, nu is gesteld, noch is gebleken, dat er kosten voor ‘legal scans’ bij CAV in rekening zijn gebracht.
3.3.7CAV heeft Graydon voorts verweten geen juist verhaalsonderzoek tijdens het minnelijke traject te hebben verricht, hetgeen volgens CAV blijkt uit het feit dat gerechtelijke procedures, op een enkele uitzondering na, niet hebben geleid tot betaling van de openstaande vordering. Ook dit verwijt ontheft CAV niet van haar betalingsplicht. Daargelaten dat van de wegens de ontbinding gestaakte incasso-werkzaamheden onduidelijk is of die tot betalingen konden leidden, betekent het feit dat na een vonnis geen betaling zal worden ontvangen, niet dat er voorafgaand aan het starten van de gerechtelijke procedure al voldoende aanwijzingen waren dat de debiteur geen verhaal zou bieden. CAV heeft ook niets concreets omtrent dergelijke aanwijzingen gesteld, noch Graydon eerder op een tekortkoming dienaangaande gewezen.
3.3.8CAV heeft voorts aangevoerd dat het gebruik van de diensten van een advocaat slechts voor twee dossiers verplicht was, gelet op de competentiegrens van de kantonrechter (met ingang van 1 juli 2011: € 25.000). Het hof verwerpt dit betoog, omdat tussen partijen blijkens de tekst van de overeenkomst (zie hiervoor onder 1.2) was overeengekomen dat voor vorderingen boven de € 5.000 een vast bedrag aan advocaatkosten in rekening wordt gebracht. Er is onvoldoende gesteld om ervan uit te kunnen gaan dat de wettelijke competentiegrens van de kantonrechter ter zake doet.
3.3.9Dat een aantal facturen dateert van na de buitengerechtelijke ontbinding is onvoldoende om vast te stellen dat deze gefactureerde bedragen niet verschuldigd zijn op grond van de incasso-opdrachten. De facturen betreffen immers kosten van derden en griffierechten en dateren alle van vier of minder maanden na de ontbinding, zodat zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet vastgesteld kan worden dat deze kosten pas na de ontbinding waren gemaakt.