Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 9 februari 2016
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
SINT EUSTATIUS,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
meer subsidiair
grieven 1 tot en met 4richt NuStar c.s. zich met verschillende argumenten tegen het oordeel van de rechtbank dat NuStar c.s. niet ontvankelijk is in haar vordering tegen de Staat omdat zij de door haar gewenste nakoming van de Agreement aan het oordeel van de belastingrechter kon onderwerpen. Met
grief 6geeft NuStar c.s. gemotiveerd aan hoe inhoudelijk had moeten worden geoordeeld over haar vordering. Met g
rief 7richt zij zich tegen de wijze waarop de rechtbank heeft geoordeeld over de houding van Sint Eustatius met betrekking tot de Agreement. Met
grieven 5 en 9voert NuStar c.s. aan dat de rechtbank haar vorderingen tot schadevergoeding had dienen te behandelen, omdat die gebaseerd waren op nakoming en onrechtmatige daad, terwijl zij thans ook uit hoofde van onverschuldigde betaling vordert.
Grief 8ziet op de feitenvaststelling door de rechtbank ter zake van de inhoud van de Agreement aangaande NAFL 1.000.000,- per jaar.
in plaats vande vastgoedbelasting. Indien de Agreement voor wat betreft de winstbelasting moest worden nageleefd, dan konden geen aanslagen vastgoedbelasting worden opgelegd en zouden deze in de procedure bij de RvBB zijn vernietigd. NuStar c.s. heeft niet betoogd dat zij
naastde nieuwe vastgoedbelasting
tevens(dus daarbovenop) winstbelasting van 2% uit de Agreement wil afdragen. Zo zij dat wel zo heeft bedoeld, dan geldt dat haar vorderingen, indien al ontvankelijk, reeds niet kunnen worden toegewezen wegens gebrek aan een kenbaar gemaakt belang. Bovendien behoort de Staat niet aanslagen op te leggen in een niet (meer) bestaande belasting.
Beslissing
opnieuw rechtdoende: