ECLI:NL:GHDHA:2016:1293

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
9 mei 2016
Zaaknummer
22-004988-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep voor geweld tegen politieambtenaar, diefstal en opruiing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 oktober 2015. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van diefstal en opruiing, maar was wel veroordeeld voor geweld tegen een politieambtenaar, waarvoor hij een gevangenisstraf van drie maanden kreeg opgelegd. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er sterke aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten, maar dat de camerabeelden niet met de vereiste mate van zekerheid konden bevestigen dat de verdachte de persoon was die op de beelden zichtbaar was. Hierdoor kon de verdachte niet worden veroordeeld voor de feiten 1 en 2.

Wat betreft de opruiing, heeft het hof geoordeeld dat de door de verdachte geposte berichten op Facebook niet aanzetten tot enig strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Daarom heeft het hof de verdachte ook van dit feit vrijgesproken. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde werd vrijgesproken. Het hof heeft beslist dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004988-15
Parketnummer: 09-818632-15
Datum uitspraak: 26 april 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 oktober 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1988,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 april 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de verdachte bepleit – op gronden zoals vermeld in de pleitnotities van de raadsman – dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep dient te worden verklaard nu de appelschriftuur een dag buiten de wettelijke termijn is ingediend.
Het hof overweegt dat de officier van justitie tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Het uitspreken van de niet-ontvankelijkheid wegens het overschrijden van de termijn voor het indienen voor de appelschriftuur betreft een discretionaire bevoegdheid, nu het hier geen termijn van openbare orde betreft, zoals de termijn voor het instellen van het hoger beroep zelf. Naar het oordeel van het hof zijn er in deze zaak evenwel geen termen aanwezig om de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep te verklaren. Dit verweer wordt mitsdien verworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juni 2015 te 's-Gravenhage openlijk, te weten op of aan de openbare weg, De Heemstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) politieambtena(a)r(en), welk geweld bestond uit het gooien van (een) ste(e)n(en) en/of andere voorwerpen in de richting van die politieambtena(a)r(en);
2.
hij op of omstreeks 30 juni 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand gelegen [straat] heeft weggenomen sigaretten en/of melkpoeder en/of andere goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door de ruit van de toegangsdeur van voornoemde pand in te schoppen/te vernielen;
3.
hij op of omstreeks 30 juni 2015 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door
- op facebook (onder de gebruikersnaam "[gebruikersnaam]") een video te plaatsen waarop meerdere politieambtenaren te zien zijn en/of daarbij de tekst de plaatsen: "kiyk ze dan stelletje moordenaars en natuurlijk zoals je ziet wordt er altijd een uncle tom bij betrokken" en/of
- op facebook de tekst de plaatsen: "gister stonden we dr vandaag moeten we er weer staan en die dag daarna ook. Totdat er justice is voor [persoon 1]" en/of
- op Facebook een foto van een politieambtenaar, kennelijk betrokken bij de aanhouding van [persoon 1], te plaatsen met bij die foto de tekst "dit is hem dan. de "held die het nodig vond om [persoon 1] zolang te wurgen tot hij niet meer bewoog. Om vervolgens samen met zijn leugenachtige en racistische politiemaatjes te beweren dat hij pas in het busje onwel werd "en/of
- Op facebook, naast voornoemde foto, een foto van een andere politieambtenaar (te weten [aangever]) te plaatsen en daarbij de volgende tekst te plaatsen "gues what! Delen!!!! Share!!!
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraken
Het hof overweegt gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep als volgt. Hoewel er naar het oordeel van het hof sterke aanwijzingen zijn voor betrokkenheid van de verdachte, welke zijn gelegen in de duidelijke overeenkomsten tussen het uiterlijk van de verdachte en dat van de persoon die zichtbaar is op de camerabeelden die betrekking hebben op de feiten 1 en 2, kan naar het oordeel van het hof op grond van deze camerabeelden – mede gelet op de niet sluitende herkenning in de pv’s van bevindingen van de verbalisanten – niet met de vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de persoon is die zichtbaar is op de camerabeelden van de feiten 1 en 2. Dit betekent dat de verdachte van deze beide feiten behoort te worden vrijgesproken.
De verdachte heeft voorts bekend dat hij de onder 3 ten laste gelegde berichten heeft gepost op Facebook. Deze berichten kunnen naar het oordeel van het hof wellicht als beledigend dan wel als smadelijk in de richting van de betrokken verbalisanten worden bestempeld. Het Openbaar Ministerie heeft er evenwel voor gekozen het posten van deze berichten als opruiing ten laste te leggen. Voor opruiing is vereist dat wordt opgeroepen tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Het hof is van oordeel dat geen van de door de verdachte geposte berichten, ook niet in onderlinge samenhang of in samenhang met de context waarin deze zijn geplaatst, aanzetten tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen de betrokken verbalisanten. Derhalve dient de verdachte ook van het onder 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 750,00. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 3 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Het hof acht redenen aanwezig om te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [aangever] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door mr. R.F. de Knoop, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 april 2016.
Mr. M.C.R. Derkx is buiten staat dit arrest te ondertekenen.