ECLI:NL:GHDHA:2016:126

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2016
Publicatiedatum
29 januari 2016
Zaaknummer
BK-15/00338
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van belastingaanslag en teruggaaf loonheffing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van belanghebbende tegen een belastingaanslag. De belanghebbende, [X] te [Z], had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012, waarbij de inspecteur de aanslag had vastgesteld op nihil en een teruggaaf van € 3.076 aan ingehouden loonheffing had verleend. De rechtbank had het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen belang meer was na de vermindering van de aanslag tot nihil.

In hoger beroep heeft belanghebbende betoogd dat de rechtbank ten onrechte tot deze beslissing is gekomen. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen geschil meer was dat aan de belastingrechter kon worden voorgelegd, aangezien de aanslag reeds was verminderd en de teruggaaf was verleend. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende in hoger beroep niet overtuigend geacht en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

De uitspraak van het Hof benadrukt dat, zelfs als er nadelige gevolgen zijn voor de belanghebbende op andere terreinen, dit niet afdoet aan het feit dat er geen geschil meer is over de belastingaanslag zelf. Het Hof heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-15/00338

Uitspraak d.d. 27 januari 2016

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 april 2015, nummer SGR 14/9123, betreffende de hierna vermelde aanslag.

Aanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
De Inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2012 opgelegd waarbij het bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting is berekend op nihil.
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag vastgesteld op nihil en belanghebbende een teruggaaf verleend van € 3.076 aan ingehouden loonheffing.
1.3.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep bij de rechtbank ingesteld. Ter zake daarvan is € 45 griffierecht geheven.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Ter zake daarvan is € 123 griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
Bij brieven, ingekomen op 22 en 26 oktober 2015, heeft belanghebbende nadere stukken ingediend, welke onder meer als volgt luiden:
"WRAKKING ik weiger op de zitting van 16 december 2015 te komem."
en
"ik weiger naar de zitting van 16december2015 te komem als belasting inspectuer dit niet recht zet wraaking."
2.3.
Het dossier van de onderhavige zaak is vervolgens in handen gesteld van de wrakingskamer. Bij beslissing van 9 december 2015 heeft de meervoudige wrakingskamer van het Hof Den Haag (zaaknummer: BK-15/01060) belanghebbendes verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard.
2.4.
De mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 16 december 2015, gehouden te Den Haag. Belanghebbende, die door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 19 oktober 2015, onder vermelding van plaats, datum en tijdstip is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen, heeft schriftelijk bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn en heeft daarbij niet om uitstel van de zitting verzocht.
2.5.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde staat in hoger beroep het volgende vast:
3. Over het belastingjaar 2012 is een bedrag van € 3.076 aan loonheffing ingehouden op het inkomen van belanghebbende.

Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1.
In hoger beroep is in geschil of de rechtbank het beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.2.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur daarentegen bevestigend.
4.3.
Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof verder naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1.
Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
5.2.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

6. De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, omtrent het geschil overwogen:

"Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Over het belastingjaar 2012 is een bedrag van € 3.076 aan loonheffing ingehouden op het inkomen van [belanghebbende].
2. Met dagtekening 24 juni 2014 heeft [de Inspecteur] de aanslag opgelegd waarbij het bedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting is berekend op nihil.
3. [De Inspecteur] is bij de hier bestreden uitspraak op bezwaar tegemoetgekomen aan het bezwaar van [belanghebbende] tegen de aanslag. [De Inspecteur] heeft de aanslag vastgesteld op nihil en een teruggaaf verleend van € 3.076 aan ingehouden loonheffing.
4. Nu [de Inspecteur] de aanslag reeds naar nihil heeft verminderd en teruggaaf heeft verleend van het gehele bedrag aan ingehouden loonheffing kan het beroep [belanghebbende] niet in een betere positie brengen en is het beroep wegens het ontbreken van een belang niet-ontvankelijk verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding."

Beoordeling van het hoger beroep

7.1.
Naar het oordeel van het Hof heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof maakt deze beslissing en de daartoe door de rechtbank gebezigde gronden tot de zijne.
7.2.
Dit oordeel wordt niet anders door hetgeen belanghebbende in hoger beroep heeft aangevoerd. Het Hof sluit niet uit dat belanghebbende in hoger beroep heeft bedoeld te betogen dat de aanslag voor hem nadelige gevolgen heeft of kan hebben op andere terreinen dan de (Nederlandse) belastingheffing. Als daarvan sprake is, nemen deze nadelige gevolgen op andere terreinen niet weg dat er na de vermindering van de aanslag tot nihil en de volledige teruggaaf van de ingehouden loonheffing geen geschil meer is dat aan de (Nederlandse) belastingrechter kan worden voorgelegd.
7.3.
Gelet op het bovenstaande is het hoger beroep ongegrond en zal het Hof beslissen zoals hierna is vermeld.

Proceskosten

8. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, mr. J.J.J. Engel en mr. F.G.F. Peters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.A. Brits. De beslissing is op 27 januari 2016 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.