In deze zaak gaat het om de kwalificatie van de voordelen die belanghebbende heeft genoten uit zijn werkzaamheden in de paprikakwekerijen in de jaren 2010 tot en met 2012. De belanghebbende, die eerder een uitzendbureau dreef, heeft in deze jaren als zelfstandige gewerkt. De inspecteur van de Belastingdienst heeft navorderingsaanslagen opgelegd, waarbij hij de inkomsten van belanghebbende als loon uit dienstbetrekking heeft aangemerkt. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep is gegaan.
Het Gerechtshof Den Haag heeft op 13 april 2016 uitspraak gedaan. Het Hof oordeelt dat de inspecteur in zijn bewijslast is geslaagd en dat de werkzaamheden van belanghebbende in de paprikakwekerijen moeten worden gekwalificeerd als loon uit dienstbetrekking. Het Hof overweegt dat belanghebbende zijn werkzaamheden persoonlijk heeft verricht, dat er sprake is van een gezagsverhouding en dat hij niet de vrijheid had om zijn werkzaamheden naar eigen inzicht in te vullen. De investeringen die hij heeft gedaan, zijn niet voldoende om te concluderen dat hij als ondernemer moet worden aangemerkt.
De belanghebbende heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraken van de rechtbank en de navorderingsaanslagen, terwijl de inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraken van de rechtbank. Het Hof heeft de uitspraken van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De proceskosten zijn niet toegewezen.