ECLI:NL:GHDHA:2016:1187
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- P.J.J. Vonk
- W.M.G. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vastgestelde waarde van onroerende zaken en het vertrouwensbeginsel in belastingzaken
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 29 maart 2016, is in geschil of de waarde van onroerende zaken te hoog is vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de gemeente Westland. Belanghebbenden, [X] B.V. en Beheermaatschappij [Y] B.V., hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Rechtbank Den Haag, die hun eerdere bezwaren ongegrond verklaarde. De Heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op respectievelijk € 1.121.000 en € 515.000, wat door de belanghebbenden werd betwist. Zij stelden dat zij erop mochten vertrouwen dat de gezamenlijke waarde niet hoger zou zijn dan € 321.000, gebaseerd op een toezegging van een voormalige wethouder.
Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde waarden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de belanghebbenden niet in hun bewijslast waren geslaagd, maar het Hof kwam tot de conclusie dat de waarde van de onroerende zaken moest worden herzien. De waarde van onroerende zaak [B] werd vastgesteld op € 395.000 en die van onroerende zaak [A] op € 1.000.000. Het Hof vernietigde de eerdere uitspraken van de Rechtbank en veroordeelde de Heffingsambtenaar tot vergoeding van proceskosten en griffierechten aan de belanghebbenden.
De uitspraak benadrukt het belang van het vertrouwensbeginsel in belastingzaken en de noodzaak voor de Heffingsambtenaar om zijn waarderingen adequaat te onderbouwen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om in cassatie te gaan.