Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
13 januari 2016.
hij op of omstreeks 09 april 2014 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [aangever] van het leven te beroven, opzettelijk meerdere malen, althans eenmaal met een steen, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd van die [aangever] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 09 april 2014 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meerdere malen, althans eenmaal met een steen, althans hard voorwerp op/tegen het hoofd van die [aangever] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
– overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnota – ten aanzien van het primair ten laste gelegde betoogd dat de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van de aangever door hem met een steen tegen het hoofd te slaan. Derhalve dient de verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, aldus de raadsvrouw.
of omstreeks09 april 2014 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, [aangever], van het leven te beroven, opzettelijk
meerdere malen, althans eenmaalmet een steen
, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd van die [aangever] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
poging tot doodslag.
Tot slot heeft de raadsvrouw zich – voor het geval het hof zou oordelen dat van noodweer noch noodweerexces sprake is geweest – namens de verdachte beroepen op putatief noodweer, nu de aangever in de beleving van de verdachte een directe bedreiging voor hem vormde.
De verdachte dient op grond van het voorgaande te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsvrouw.
6 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis.
15 december 2015 een nagenoeg blanco strafblad.
27 oktober 2014 van Reclassering Nederland. Het hof verenigt zich met het voorstel in voornoemde reclasseringsrapportage tot het opleggen van de daar genoemde bijzondere voorwaarden.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
- zich zal melden bij de Reclassering Nederland, Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk acht;
- zich zal laten behandelen door De Waag of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
mr. M.C.R. Derkx en mr. D.M. Thierry, in bijzijn van de griffier mr. I. Kluiter.