ECLI:NL:GHDHA:2015:961
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de wegingsfactor voor proceskostenvergoeding in WOZ-zaak
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 11 maart 2015, is in geschil of de heffingsambtenaar bij de bepaling van de proceskostenvergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht de wegingsfactor voor het gewicht van de zaak op 1,5 had moeten stellen. De belanghebbende, [X] te [Z], had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 19 juni 2014, waarin de rechtbank de bezwaren van de belanghebbende tegen de WOZ-beschikkingen en aanslagen ongegrond had verklaard. De heffingsambtenaar had de waarde van 37 onroerende zaken in de gemeente [Y] vastgesteld en de bezwaren tegen drie van deze beschikkingen gegrond verklaard, maar de overige bezwaren ongegrond. De rechtbank had de vergoeding voor de proceskosten vastgesteld op € 352,50, maar de belanghebbende was van mening dat deze vergoeding te laag was en had een hogere vergoeding van € 528,75 gevorderd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 januari 2015 is het Hof tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de heffingsambtenaar de wegingsfactor niet op 1,5 had hoeven stellen. Het Hof bevestigde dat de rechtbank de zaak niet als zwaarder dan gemiddeld had hoeven beschouwen, ondanks het aantal onroerende zaken. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de bezwaren summier waren gemotiveerd en dat de omstandigheden die de belanghebbende aanvoerde niet voldoende waren om de wegingsfactor te verhogen. Het Hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.