In deze zaak gaat het om een hoger beroep van B.V. [X] (h/o Autobedrijf [Y]) tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de naheffingsaanslag van de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) ter hoogte van € 1.946 werd gehandhaafd. De belanghebbende betwist de hoogte van de naheffingsaanslag en stelt dat er verminderingen moeten plaatsvinden op basis van het ontbreken van een alarmklasse III en het tijdsverloop tussen de aangifte en de registratie van de auto. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, maar de belanghebbende is in hoger beroep gegaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2015 is de zaak besproken, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. De belanghebbende heeft aangevoerd dat de koerslijstwaarde van de auto, die door de inspecteur is gehanteerd, niet correct is en dat er rekening gehouden moet worden met de schade aan de auto en het tijdsverloop. De inspecteur heeft echter gesteld dat de koerslijstwaarde de waarde van een onbeschadigde auto vertegenwoordigt en dat er geen reden is voor een vermindering.
Het Gerechtshof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd met € 451, als gevolg van het tijdsverloop tussen de aangifte en de registratie. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, behoudens de beslissingen over de dwangsom en de proceskosten. De naheffingsaanslag is verminderd tot € 1.495 en de inspecteur is veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 493 aan de belanghebbende. De uitspraak is op 3 april 2015 in het openbaar uitgesproken.