In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 mei 2014. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren op [geboortedatum], die op het moment van de feiten twaalf jaar oud was. De tenlastelegging betrof het plegen van ontuchtige handelingen op of omstreeks 1 mei 2013 te Strijen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een behandelverplichting bij Het Dok.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een vriendin van zijn dochter, waarbij het slachtoffer onder invloed van alcohol was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verklaringen van de getuige en de aangeefster niet betrouwbaar waren, maar het hof oordeelde dat de verklaringen op essentiële onderdelen consistent en betrouwbaar waren. De verdachte is strafbaar bevonden, en er zijn geen omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
Bij de strafbepaling heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. Het hof heeft geoordeeld dat een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden een passende reactie vormt op het gepleegde feit. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en heeft aangegeven onder behandeling te zijn bij Bavo Europoort, wat in zijn voordeel is meegewogen.