ECLI:NL:GHDHA:2015:85

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
2200230714
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.C. Langeler
  • A.A. Schuering
  • G.J.W. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 mei 2014. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren op [geboortedatum], die op het moment van de feiten twaalf jaar oud was. De tenlastelegging betrof het plegen van ontuchtige handelingen op of omstreeks 1 mei 2013 te Strijen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een behandelverplichting bij Het Dok.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een vriendin van zijn dochter, waarbij het slachtoffer onder invloed van alcohol was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verklaringen van de getuige en de aangeefster niet betrouwbaar waren, maar het hof oordeelde dat de verklaringen op essentiële onderdelen consistent en betrouwbaar waren. De verdachte is strafbaar bevonden, en er zijn geen omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

Bij de strafbepaling heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. Het hof heeft geoordeeld dat een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden een passende reactie vormt op het gepleegde feit. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en heeft aangegeven onder behandeling te zijn bij Bavo Europoort, wat in zijn voordeel is meegewogen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002307-14
Parketnummer: 10-681434-13
Datum uitspraak: 27 januari 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 mei 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 januari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 mei 2013 te Strijen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het
- over de broek betasten/aanraken van haar vagina en/of
- houden van zijn gezicht nabij haar ontblote vagina en/of
- over de kleren heen betasten/aanraken van haar borsten.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 01 mei 2013 te Strijen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het
- over de broek betasten/aanraken van haar vagina.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
In het bijzonder overweegt het hof dat niet wettig en overtuigend bewezen is, hetgeen aan de verdachte onder het tweede en derde gedachtestreepje is tenlastegelegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman, zoals uiteengezet in de overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnotities, vrijspraak bepleit, nu de verklaringen van de getuige [getuige A] en aangeefster niet betrouwbaar zijn. Ter adstructie heeft hij -kort en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat hun verklaringen ten opzichte van elkaar tegenstrijdigheden bevatten en dat [getuige A] daarnaast tegenover de politie en rechter-commissaris inconsistent heeft verklaard.
Het hof stelt voorop dat de enkele vaststelling dat de verklaringen van de aangeefster en [getuige A] op onderdelen afwijken van die van elkaar en, ten aanzien van [getuige A], onderling, deze verklaringen nog niet onbetrouwbaar maakt. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van die verklaringen acht het hof, met de rechtbank, van belang dat zij op essentiële onderdelen consistent en betrouwbaar zijn en op hoofdlijnen overeen komen. Daarnaast bevatten de verklaringen van aangeefster en [getuige A] onafhankelijk van elkaar specifieke en significante onderling overeenstemmende details, zoals de opmerking van [slachtoffer] dat de verdachte ‘daar niet (met zijn hand) moest zitten’.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van -kort en zakelijk weergegeven- reclasseringstoezicht en behandelverplichting bij Het Dok.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een vriendin van zijn dochter, die ten tijde van het bewezenverklaarde twaalf jaar oud was. Door aldus te handelen heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en misbruik gemaakt van het psychische overwicht als vader van de vriendin van het slachtoffer. Dit klemt te meer, nu het slachtoffer ten tijde van het bewezenverklaarde onder invloed was van alcoholische drank.
Algemeen bekend is dat (jeugdige) slachtoffers van een zedendelict in de regel nog geruime tijd de psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hun is aangedaan.
Dat het gebeurde impact op het slachtoffer heeft gehad blijkt ook uit de namens het slachtoffer door haar moeder ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Ten voordele van de verdachte weegt het hof bij de strafbepaling mee dat de verdachte, blijkens een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 december 2014, niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een reclasseringsadvies d.d. 15 januari 2014 betreffende de verdachte, inhoudende onder meer het advies de verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden –kort gezegd- reclasseringstoezicht, ambulante behandelverplichting bij Het Dok en de verplichting de afspraken bij Bavo Europoort na te komen, op te leggen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij vanwege zijn psychische gesteldheid thans onder behandeling is bij Bavo Europoort en dat hij dit traject graag wenst voort te zetten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Voorts zal het hof aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de na te melden bijzondere voorwaarden verbinden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als deze reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht;
de veroordeelde zich onder ambulante behandeling stelt van Het Dok voor zijn problematiek, indien de voornoemde reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
Geeft deze instelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. R.C. Langeler,
mr. A.A. Schuering en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 januari 2015.
Mr. G.J.W. van Oven is buiten staat dit arrest te ondertekenen.