ECLI:NL:GHDHA:2015:84

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
22000511-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.C. Langeler
  • A.A. Schuering
  • G.J.W. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake mishandeling met taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 februari 2014. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar werd veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren voor mishandeling. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het zich heeft gebaseerd op het onderzoek tijdens de terechtzittingen in eerste aanleg en het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 april 2012 te Leiden opzettelijk haar levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld. Het hof heeft de eerdere vrijspraken niet in twijfel getrokken, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de mishandeling en de straf opgelegd. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Het hof heeft deze vordering overgenomen en de taakstraf vastgesteld op 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. G.J.W. van Oven, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000511-14
Parketnummer: 09-720824-12
Datum uitspraak: 27 januari 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 februari 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
13 januari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair en 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts is het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van het onder 1 primair en subsidiair en 3 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
2.
zij op of omstreeks 10 april 2012 te Leiden opzettelijk mishandelend haar levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer],
- een mes/glasscherf, althans een scherp en/of puntig voorwerp (met kracht) tegen de wang van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of gehouden en/of
- die [slachtoffer] met het handvat van een (hak)mes, althans met een (hard) voorwerp tegen/op het (achter)hoofd heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] met haar (verdachte's) voet tegen de zij van die [slachtoffer] heeft geschopt/getrapt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
zij op 10 april 2012 te Leiden opzettelijk mishandelend [slachtoffer],
- een mes tegen de wang van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
- die [slachtoffer] met het handvat van een (hak)mes tegen het hoofd heeft geslagen en
- die [slachtoffer] met haar (verdachte's) voet tegen de zij van die [slachtoffer] heeft geschopt waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep, - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - behoudens de kwalificatie en de in eerste aanleg opgelegde straf zal worden bevestigd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan mishandeling van haar voormalige partner en heeft zodoende inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van dit slachtoffer.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. R.C. Langeler,
mr. A.A. Schuering en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 januari 2015.
Mr. G.J.W. van Oven is buiten staat dit arrest te ondertekenen.