Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 27 januari 2015
2. [naam], wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
4. [naam], wonende te [woonplaats],
5. [naam], wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
6. [naam], wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
7. MARIA CATHARINA [X], wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
EUROWONINGEN GRONDBEDRIJF B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
In hoger beroep heeft dit hof echter bij arrest van 21 maart 1991 geoordeeld dat de vordering van (de echtgenote van) [X] tot terugvordering van het perceel in beginsel kan worden toegewezen.
Nadat de rechtbank bij tussenvonnis van 4 mei 2007 drie deskundigen had benoemd om de schade van de erven te begroten en door deze deskundigen een rapport was uitgebracht, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 22 april 2009, het rapport van deskundigen en de motivering daarvan geheel overnemend, de schade begroot op € 112.703,- en Eurowoningen veroordeeld dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:120 lid 1 BW vanaf 5 maart 2007, aan de erven te voldoen. Bij dat vonnis is Eurowoningen tevens veroordeeld in de proceskosten.
schade, daaronder begrepen de wettelijke rente vanaf de dagvaarding, nader op te maken bij staat en te vereffenen bij de wet".
"
5.3 […] is het hof met de rechtbank van oordeel dat het bestaan van schade in dit stadium van het geding voldoende aannemelijk is geworden.De verkrijging van de onbelaste eigendom van het gehele perceel had [X] in staat gesteld om het bestemmingsplan, al dan niet met inschakeling van deskundige derden, zelf uit te voeren. […]".
(i) primair: € 1.655.200,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 1991 en verminderd met € 97.738,- plus wettelijke rente vanaf 7 maart 2007, zulks op de grondslag dat de erven zelf de bestemming zouden hebben gerealiseerd,
(ii) subsidiair: € 511.836,52, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 1991 en verminderd met € 97.738,- plus wettelijke rente vanaf 7 maart 2007, zulks op de grondslag dat Eurowoningen de gronden ten noorden van de Jacques Dutilhweg in eigendom overneemt,
(iii) meer subsidiair: € 185.218,-, zijnde de wettelijke rente over een bedrag van € 97.738,- over de periode 14 mei 1991 – 5 maart 2007,
(iv) de kosten van het geding.
In de loop van het geding bij de rechtbank zijn partijen het erover eens geworden dat de wettelijke rente over de sub (iii) genoemde periode een bedrag van € 107.782,04 beloopt.
de volledige vordering". In het incidenteel appel heeft Eurowoningen, kort gezegd, de terugbetaling gevorderd van de bedragen, in totaal € 112.150,68, die door haar ter uitvoering van het vonnis zijn voldaan.
"
5.4 Zowel in de procedure [de erven]/de Gemeente als in de procedure [de erven]/Eurowoningen gaat het om hetzelfde complex van handelingen en feiten [lees: dat] tot dezelfde schade heeft geleid. In de procedure [de erven]/ de Gemeente is de schade van [de erven] als gevolg van het feit dat de gemeente het onteigende niet per 19 augustus 1988 onbelast aan [de erven] kon terugleveren, vastgesteld en afgehandeld. Nu het hier om dezelfde feiten en schade gaat, ligt het in beginsel voor de hand ten aanzien van de hoogte van de schade aan te sluiten bij hetgeen in die procedure is geoordeeld en tot uitgangspunt is genomen. Dat is slechts anders voor zover uit de stellingen van [lees: de erven], ondersteund door nadere bewijsmiddelen, zou volgen dat de schade in deze procedure op een ander bedrag moet worden vastgesteld. Dergelijke stellingen zijn door [de erven] niet ingenomen. Dat brengt mee dat de rechtbank tot uitgangspunt neemt dat [de erven] als gevolg van de onrechtmatige handelwijze van Eurowoningen de schade hebben geleden zoals vastgesteld in het arrest van het hof van 19 april 2011. Deze schade is reeds vergoed. Dat betekent dat in zoverre [de erven] geen schade (meer) hebben en de vordering dus moet worden afgewezen."
De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, enerzijds omdat de erven geen schade meer hebben nu deze door de gemeente al is vergoed, anderzijds omdat hun vordering een deugdelijke grondslag ontbeert.
Ter onderbouwing van de grief heeft Eurowoningen erop gewezen dat de verjaring van ingevolge een rechterlijke uitspraak verschuldigde rentebedragen wordt geregeerd door het derde lid van dat artikel.
Bij brief van 17 december 2002 heeft mr. Duijsens Eurowoningen gesommeerd tot betaling van de schade uiterlijk op 10 januari 2003 en aangekondigd dat bij gebreke van betaling tot dagvaarding zou worden overgegaan. Deze brief stuitte de lopende verjaring en deed een nieuwe termijn van vijf jaar ingaan.
In de overgelegde briefwisseling heeft het hof geen door of namens de erven binnen deze laatste verjaringstermijn gezonden brief aangetroffen, die kan worden beschouwd als een aanmaning in de zin van artikel 3:325 BW.
Binnen de per 17 december 2002 begonnen verjaringstermijn is de verjaring niet door een schriftelijke aanmaning en evenmin op grond van een van de andere in artikel 3:325, tweede lid BW genoemde stuitingsmiddelen gestuit.
Het hof komt dan ook tot de conclusie dat de renteaanspraak van de erven is verjaard. De rechtbank is ten onrechte tot een andere conclusie gekomen.
Beslissing
en, in zoverre opnieuw recht doende,
- bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
- veroordeelt de erven in de proceskosten aan de zijde van Eurowoningen, tot deze uitspraak begroot op:
- veroordeelt de erven om aan Eurowoningen te betalen een bedrag van € 112.150,68, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 augustus 2013 tot de dag van betaling;
- verklaart dit arrest ten aanzien van deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.